Het Giethoornsche Meer, Muggenbeet en Wetering

Vandaag gaan we verder met de vaartocht die ik op een warme zomeravond maakte. Na de Dwarsgracht draaide ik de Brouwersgracht in. Zie Google Maps. Daar hoorde ik de kleine karekiet. Ik heb gedurende een half uur getracht deze op de foto te krijgen, maar dat lukte niet. De kleine karekiet, die hoor je wel, maar die zie je… zelden.

Het was zo rond achten in de avond en de temperatuur was toen nog rond de 28 graden. In de kleinere vaarten zonder een zuchtje wind was dat heel warm. Dat gold vast ook voor de koe die me vanaf de oever nieuwsgierig gadesloeg. Het varen door het stukje bos langs eendenkooi, de Otterskooi was een weldaad.

Even later voer ik het Giethoornsche Meer op, in de volksmond het Gieterse Meer genoemd. Het ontstaan van dit meer heeft niet te maken met vervening zoals bij de diverse Wijden wel het geval is, maar het is een restant van een meander van de Linde. Het is samen met het ernaast gelegen Duiningermeer het enige natuurlijke meer in dit deel van Overijssel. Vroeger heb ik hier veel gezwommen, gezeild en gesurft.

Ook op het Gieterse Meer was er geen zuchtje wind. De reuring in het water werd veroorzaakt door spelevarende bootjes. Hoewel spelevaren voor sommige bootjes wat te bescheiden klinkt, de maximum snelheid van 9 km per uur werd regelmatig fors overschreden. Naarmate de tijd verstreek nam de bewolking toe. Dat baarde mij zorgen in verband met het fotograferen van een mooie zonsondergang.

Omdat ik veel te vroeg was voor de zonsondergang op het Meer voer ik verder naar buurtschap Muggenbeet. Hoewel de naam anders zou vermoeden heeft dit niets te maken met een beet van een mug. Muggenbeet is een verbastering van ‘mücken beecke’, Oudsaksisch voor ‘kleine beek’. Bron is deze site. Het terras aan het water van het eeuwenoude café Geertien zat bomvol. Vanaf Muggenbeet kwam ik uit in het lintdorp Wetering. Mijn geboorteplaats. Het kerkje waar ik 59 jaar geleden ben gedoopt is omgebouwd tot een prachtig woonhuis.

We varen langs een aantal leuke optrekjes. De meeste huizen worden bewoond door import, als permanente bewoning of als tweede huis. De boom die door zomerstorm Poly is omgewaaid, is rakelings langs dit huis gevallen.

Bij mijn ouderlijk huis en ´onze brug´ heb ik een tijdje stilgelegen. Daar gemijmerd en teruggekeken op een prachtige jeugd. We groeiden op in een liefdevol en warm gezin. Iedereen was altijd welkom.

Na het gemijmer bij mijn ouderlijk huis voer ik weer terug naar het Gieterse Meer. Ik wilde wel op tijd aan de goede kant van het meer liggen om de zon onder te zien gaan…

Paartje waterhoen met jongen

Overdag was het 33 graden en ‘s avonds niet veel kouder. Mijn man stond ‘s avonds te zweten bij een kookclub en ik ging het water op. Verschil moet er zijn. 😉 Ik startte vanaf het vaste plekje in Giethoorn en voer naar de Dwarsgracht.

In Dwarsgracht trof ik een paartje waterhoen met maar liefst 9 jongen.

Eén ouder zwom met 8 jongen naar de overkant. Ze verdwenen in de oevervegetatie. De andere ouder bleef achter op de beschoeiing. Het jong bleef onderaan de beschoeiing staan op een blad van een waterlelie.

Dit zal vast het nestkuiken zijn…

De ouder ging eerst uitgebreid het verenkleed verzorgen. Even later ving het een klein hapje voor het kleine ding. De overdracht heb ik niet kunnen fotograferen.

Wordt vervolgd.

Weidebeekjuffer en het Kuinderbos

Op een mooie middag ging ik naar de Hopweg in het Kuinderbos. Op deze plaats is een kunstmatig stroompje ontstaan doordat water via een buis onder de weg doorloopt. Zie Google Maps. Bij dat stroompje bevinden zich weidebeekjuffers. Weidebeekjuffers zijn in onze vlakke omgeving een niet alledaags verschijnsel.

De weidebeekjuffer vind ik de mooiste juffer die ik met eigen ogen heb gezien. Links zit het mannetje en rechts het vrouwtje. Deze keer heb ik niet veel tijd genomen om ze te fotograferen want ik had nog een fikse wandeling voor de boeg. Ik wilde namelijk het Kuinderbos verkennen.

Op internet had ik gelezen dat er in het Kuinderbos de restanten van een burcht zijn te vinden. Ik heb dat nooit geweten en besloot er een kijkje te gaan nemen. In het Kuinderbos is geprobeerd een beeld te geven van de omvang van het kasteel van de heren van Kuinre, die volgens overlevering in het jaar 1170 ontstond. De roemruchte heren van Kuinre hadden de burcht op een strategisch gelegen plek nabij Kuinre. Van daaruit ondernamen ze rooftochten op de Zuiderzee en controleerden ze de scheepvaart naar de Hanzesteden. Op deze site kun je de geschiedenis lezen over ‘De burchten van Kuinre’.

Na de rondgang bij de burcht wandelde ik verder over een pad langs het water.

Vanaf dit pad had ik mooie doorkijkjes. Een paar eenden dobberden tussen het eendenkroos. Een eind verderop zwom een waterhoentje. Ook zag ik een ijsvogel wegschieten, maar die was te ver weg om op de foto te zetten.

Tijdens mijn wandeling was ik verontrust over het lage aantal vlinders wat op mijn pad kwam. Groot was dan ook de verrassing toen ik een gehakkelde aurelia zag zitten. Verder kon ik een heidelibel, een bloedrode heidelibel en de gewone oeverlibel fotograferen.

Zanglijster in de voortuin

De laatste weken zien we in onze voortuin regelmatig een zanglijster.

We vermoeden dat de lijster een nest heeft in de laurier.

Een bekende eigenschap van de zanglijster is het stukslaan van slakkenhuisjes op stenen. Ik heb de lijster een keer kunnen betrappen.

Gamma-uilen, het zijn er tientallen in onze tuin

Afgelopen weekend was de jaarlijkse Tuinvlindertelling. Tijdens deze telling werd men verrast dat de gamma-uil (dagactieve nachtvlinder) in grote aantallen in tuinen voorkomt. Zie deze site van Nature Today. Ook in onze tuin vliegen heel veel gamma-uilen, wel met tientallen tegelijk. Karakteristiek voor de gamma uil is de lichtbruin/grijze gamma tekening op de voorvleugels. De vlinders vliegen zowel overdag als ´s nachts. Hier zit een gamma-uil op de bijna uitgebloeide lavendel.

Overdag en in de schemering bezoeken ze geregeld bloemen, waarbij ze soms heftig met hun vleugels trillend op een blad zitten. Het was een uitdaging om er acceptabele foto’s van te maken. Tsjonge, jonge wat zijn dit onrustige vlinders. Voor deze fotosessie had ik mijn 100 mm Canon macro-objectief erop geschroefd. Bij dit objectief moet ik met de hand scherpstellen en dat is exta moeilijk bij een vlinder die nog geen 2 seconden stilzit. Ik had meerdere foto’s waarbij de vlinder al uit beeld was. 😉 Onderstaande serie heb ik met veel geduld in de wacht kunnen slepen.

Zwarte sterns, de jongen zijn flink gegroeid

In dit bericht had ik beloofd om terug te komen op de fotosessie bij de zwarte sterns. We hadden de boot vastgelegd op een afstandje van de kolonie zwarte sterns.

In vergelijking met deze serie zijn de jongen flink gegroeid. Er zaten een aantal jongen bovenop het net. Bij een stevige windvlaag hadden ze wel moeite om in evenwicht te blijven. De vleugels moesten er aan te pas komen om de balans te vinden.

Vanaf ons plekje hadden we mooi zicht op een tweetal vlotjes met elk drie jongen.

Als er een ouder aan kwam vliegen met een lekker hapje dan keken ze met geopende snavels vol verwachting naar boven. Tijdens de fotosessie was het me opgevallen dat de ouder het hapje regelmatig liet vallen op het vlotje in plaats van in de snavel te stoppen. Zo kon de ouder er weer snel vandoor op zoek naar voedsel. Tijdens het bekijken van de foto´s op de computer kwam ik erachter dat de ouder bijvoorbeeld wel de libellen liet vallen, maar dat de visjes wel in de snavel van het jong werden gestopt. Het zou kunnen dat de ouder bang was dat het visje hen anders te glad af zou zijn….

Een van de jongen deed tussendoor wat vliegoefeningen.

Nu de jongen groot waren geworden werden de hapjes ook groter. Een paar weken eerder konden de ouders volstaan met waterjuffers nu werden er o.a. grote libellen aangesleept.

Varen door De Wieden met Jan

De eerdere rondvaarten door De Wieden waren mij zo goed bevallen dat het mij leuk leek om ook weer eens een boottocht met mijn fotomaatje te maken.

Jan had een mooi plekje halverwege de boot, zo kon hij alle kanten opkijken en konden we ook nog met elkaar praten. Ik heb zelf niet veel foto’s gemaakt, ik was drukker met het varen of stoppen zodat Jan foto’s kon maken. In de Vaartsloot hebben we stil gelegen voor een koffiepauze…

Aan het eind van de Vaartsloot moesten we de overvaarbare stuw passeren. Ik schreef daarover in dit bericht. Deze keer heb ik het fotograferen overgelaten aan Jan.

Via de Vaartsloot kwamen we aan op de Beulakerwiede. Daar zijn we voor anker gegaan bij de zwarte sterns. Die serie volgt later.

In een boom op de Beulakerwiede zat een aalscholver. Vanwege zijn donkergrijze verenkleed met witte buik concludeer ik dat dit een onvolwassen aalscholver is.

Het beeld van een authentieke zeilboot op dat grote meer vind ik altijd mooi.

Op het water dobberde een paartje knobbelzwaan met hun witte jong. Ik ken alleen grijze of bruine jongen en ging daarom op zoek op internet. In Nederland komen er twee kleurvormen voor: de gewone knobbelzwaan, die van oudsher in onze vijvers rondzwemt, en de Poolse zwaan. Deze zwaan is in het verleden in Polen gekweekt voor het witte dons en hier naar toe gehaald voor de handel. Beide kleurvormen zijn inmiddels verwilderd en met elkaar vermengd, maar de verschillen kun je nog steeds goed zien. Met name bij de jongen is dat duidelijk. Omdat de Poolse zwanen voor het dons werden gekweekt, zijn de jongen dus al wit en blijven ze wit. De jongen van de knobbelzwanen zijn grijs, en worden daarna bruin. Pas in het tweede jaar worden ze wit. Het verschil is ook te zien aan de poten: zwart voor de knobbelzwaan; roze voor de Poolse. Bron is deze site.

De zwanen hoeven geen enkele moeite te doen tijdens het foerageren. Met zoveel waterplanten is het een tafeltje dekje voor de zwanen. Dit klinkt heel positief, maar deze ontwikkeling is een heel groot probleem. Het water in de Weerribben-Wieden is namelijk veel te helder. Het zonlicht dringt door tot aan de bodem en dat stimuleert de groei van waterplanten.

De overmatige groei van waterplanten is met name een probleem voor de kleine toerboten. De waterplanten draaien om de schroef van de motor. Een oplossing zou kunnen zijn om de planten in het voorjaar te gaan maaien. De belangrijkste vraag is wie dat gaat betalen…

Later op de middag werd de bewolking steeds dichter. Dit was het begin van een ander weertype Wij waren bijna in de thuishaven en hebben genoten van een prachtige dag op het water.

Samen op stap op de iLark en de e-bike

Een paar weken geleden was het dan zover, de primeur. Jan ging op de iLark en ik op de e-bike. We startten vanaf het huis van Jan en Aafje. Jan had een route uitgestippeld. De eerste stop was bij een bruggetje net buiten Drachten. Op de achtergrond raasde het verkeer over de A7.

De volgende stop was bij een bankje in de schaduw. Zie Google Maps. Jan maakte daar een mooie serie van libellen. We kregen gezelschap van twee mannen die daar hun honden lieten zwemmen.

We vervolgden onze reis en reden over de Lippenhuister Heide. We stopten bij een vennetje. Jan had mij geen groter plezier kunnen doen, van vennetjes in een heidelandschap kan ik altijd zo genieten. Zie Google Maps.

Dankzij de oplettendheid van Jan kon ik bij het vennetje een ringslang fotograferen. Op de computer zag ik dat op foto 3 een kikker net op tijd wegsprong. De foto is niet scherp, maar mag vanwege het bijzondere moment toch een plekje krijgen op mijn weblog.

De middenberm nabij het vennetje stond vol met brede orchissen en kleine ratelaar. Op een ratelaar foerageerde een groot dikkopje.

De volgende verrassing was uitkijktoren de Skarrekieker. Deze staat in natuurgebied Hemrikkerscharren. Zie Google Maps. Deze uitkijktoren is ontworpen door kinderen en dat is te zien. Er is een glijbaan, een klimnet en een glijpaal. Ik heb nog even overwogen om via de glijbaan weer naar beneden te gaan, maar het was me toch te steil. Dat leek met behangen met camera’s toch niet zo’n goed idee.

De volgende pauze was aan het Alddjip oftwel het Koningsdiep. Zie Google Maps. Het zicht op het lager gelegen Alddjip werd ons ontnomen door de weelderige begroeiing op de oever. Dat mocht de pret niet drukken, want ook dit was een daalders plekje.

Via het Himrikerpaed reden we naar het Witte Meer. Het Witte Meer, wat geheel door bossen is omgeven, is van oorsprong een heideven. De naam van dit prachtige meer verwijst naar de witte zandlaag op de bodem. Al vanaf 1900 is dit meer in gebruik als ijsbaan. In het gebied leven amfibieën als hei- groene- en poelkikkers, adders, ringslangen en kleine watersalamanders. Een el dorado voor de natuurliefhebber.

Al wandelend over de vlonder zag ik veel libellen en juffers. Er hing zelfs nog een jasje van een uitgeslopen libelle. Op de vlonder zat een gewone oeverlibel. Op de computer zag ik dat de libel iets had omklemd. Het was een kop en poten van een libel. Op internet zocht ik naar kannibalisme bij libellen. Dat fenomeen bestaat. Pas uitgeslopen libellen bijvoorbeeld vallen wel eens ten prooi aan adulte soortgenoten. Een uitgebreid artikel over kannibalisme bij libellen kun je hier vinden. Op YouTube vond ik dit filmpje waarop is te zien dat een libel zich tegoed doet aan een andere libel.

Deze prachtige dag sluit ik af met een paartje meerkoet met jongen die zwommen in het Witte Meer. Het samen op stap gaan waarbij Jan op de iLark toert en ik op de e-bike is ons goed bevallen en zeker voor herhaling vatbaar.

Beulakerwiede en het verdronken dorp

Tijdens het fotograferen van de zwarte sterns in De Wieden voer de ecowaterbus langs. Deze vaart tussen bezoekerscentrum De Wieden en het stadje Blokzijl. Ik ben zolang op de Beulakerwiede geweest dat ik de ecowaterbus ‘s middags ook nog terug zag komen vanuit Blokzijl.

Een authentiek zeilschip voer voor mij langs. De Geertruida uit Werkendam.

De series die ik deze dagen publiceerde speelden zich met name af rond en op de Beulakerwijde, in de volksmond Beulakerwiede genoemd. De Beulakerwiede is een meer met een bijzondere geschiedenis. Het is ontstaan in de 18e eeuw toen een alles verwoestende storm het dorp Beulake overspoelde.

Midden op de Beulakerwiede staat een torenspits met een klok. Dit kunstwerk is al van verre te zien en nodigt uit om van dichtbij te gaan bekijken. Het is een kunstwerk dat herinnert aan de tragische geschiedenis van het verdronken dorp Beulake. We schrijven 1776.

Alphons ter Avest maakte het kunstwerk dat een beetje lijkt op de voormalige kerktoren van Beulake. Het is één van de vijftien kunstwerken in Overijssel die vergeten geschiedenissen, in het geval van Beulake letterlijk, boven water halen. Provincie Overijssel financiert het werk als onderdeel van de Canon van Overijssel en Natuurmonumenten beheert de opmerkelijke toren. Soms is het mogelijk om de klok daarvan te luiden.

De Romeinen ontdekten naar verluid al dat turf een interessante brandstof is. Het gedroogde product turf was eeuwenlang de belangrijkste brandstof. Vanaf de middeleeuwen krijgt de turfwinning in de streek een serieus karakter. Onder meer in de Gouden Eeuw is het een belangrijke bron van inkomsten. Grote hoeveelheden van die natuurlijke brandstof gaan dan per schip over de Zuiderzee naar het westen van het land. 

Ondertussen schieten de afgravingen van het veen veel te ver door. Smalle stukken land blijven over en die blijken later een makkelijke prooi voor natuurgeweld. Een zware storm in 1775 kondigt dat onheil al aan. Veel inwoners verlaten Beulake daarna. Een jaar later krijgt het dorp de genadeslag. Bij nieuw noodweer breken de dijken door en spoelt het wassende water van de Zuiderzee Beulake weg. De vijftig dorpsbewoners die nog waren overgebleven, verschansen zich in de kerk en krijgen pas na 36 uur hulp. Ondanks die ellende komt bij de ramp overigens niemand om het leven.

Het natuurgeweld hertekent het landschap wel ingrijpend. De omgeving van Beulake verandert in het meer dat nu als Beulakerwijde op de kaart staat. Aan één van de oevers ligt Bezoekerscentrum De Wieden van Natuurmonumenten. Dat ligt overigens ook aan het Beulakerpad dat ooit doorliep naar het verdwenen dorp. Vanaf het centrum vertrekken de excursieboten het gebied in en die komen vrijwel allemaal langs het kunstwerk en het eiland; op de plek waar Beulake heeft gelegen. Twee hoge bomen markeren de plaats van de voormalige kerk en de begraafplaats.

Het verdronken dorp Beulake geeft na eeuwen soms nog steeds geheimen prijs. Staphorster Rint Massier duikt vanaf 1968 decennialang in het meer op zoek naar overblijfselen. Hij vindt grote hoeveelheden scherven, flessen, gereedschappen, turf en andere materialen, waarvan een belangrijk deel is te zien in het Cultuur Historisch Centrum in Vollenhove. Ook het Bezoekerscentrum van Natuurmonumenten vertelt het verhaal van het verdronken dorp. De materialen van de voormalige huizen zijn later gebruikt in andere dorpen. De oude preekstoel uit de kerk van Beulake bleef wel bewaard. Die doet nu dienst in de Kleine of Mariakerk van Vollenhove. Na de ramp bouwen veel inwoners van Beulake in dat Zuiderzeestadje een nieuwe toekomst op. Bron is deze site.

Ik koerste de Beulakerwiede over naar een zwemplekje waar ik had afgesproken met vrienden. Onderweg kwam ik langs een plek waar fuiken hingen te drogen.

Na een prachtige dag op het water arriveerde ik aan het eind van de middag weer in Giethoorn, bij de thuishaven van de geleende boot. Nog een laatste foto, een foto van een bijzondere woonboot.

Zwarte sterns, futen, blauwe reiger en koekoek

Ik had de boot voor ´anker´ gelegd op de Beulakerwiede. Het was genieten om de verrichtingen van de zwarte sterns te zien en te fotograferen. Ik had alle tijd en nuttigde daar meteen mijn lunch. Met zo´n weids uitzicht over het water is het toch heerlijk picknicken.

Een van de nestvlotjes was bezet door een paartje futen. De zwarte stern doet geen enkele moeite om het nest verder aan te kleden, dat is bij de futen wel anders. Het vlotje is beladen met waterplanten.

Om de haverklap zijn ze bezig met het perfectioneren van het nest en het herschikken van de inrichting.

Er vloog een kokmeeuw over de kolonie zwarte sterns. Ik weet niet wat ze tegen kokmeeuwen hebben, maar de zwarte sterns waren in rep en roer en joegen de kokmeeuw achterna. Even later vloog er een blauwe reiger over. Tot mijn verbazing reageerden ze niet op de blauwe reiger.

Van tijd tot tijd was er volop reuring op één plek. Wellicht was er een dreiging in het water in de vorm van een snoek of een ringslang. Op zo´n moment ging er een groep sterns boven die plek vliegen. Dat duurde een paar minuten en dan keerde de rust weer. Het gevaar was geweken.

Er vloog een grotere vogel over, ik dacht op dat moment dat het een torenvalkje was. Het viel mij echter op dat de zwarte sterns er niet zenuwachtig van werden. Pas op de computer zag ik dat het een koekoek was. Op de site van Nature Today las ik dat de koekoek maar kort in ons land is. Volwassen koekoeken hebben in mei of juni eieren gelegd en gaan er nu snel weer vandoor. Terug naar tropisch Afrika, waar ze het grootste deel van het jaar doorbrengen. In Nederland zijn ze amper drie maanden: tussen half april en half juli. Intussen zitten de waardvogels – kleine karekiet, heggenmus, graspieper, witte kwikstaart en gele kwikstaart – met het koekoekskroost. De toegewijde pleegouders zijn er vijf weken zoet mee, ruim twee weken broeden en dan nog een paar weken rupsen en insecten aanslepen voor het onverzadigbare reuzenkuiken. Die jonge koekoeken blijven hier nog wel de hele zomer. Wachten ze misschien tot hun pleegouders vertrekken om met hen naar het zuiden te vliegen?