Na ons bezoek aan het Wouda-gemaal reden we binnendoor naar Echten. Daar stelde ik aan mijn zus voor om een kijkje te nemen aan het Tjeukemeer (Tsjûkemar in het Fries). We parkeerden onze auto op de parkeerplaats bij de Laurenskerk.

Vanaf daar staken we de weg over en namen het pad naar het Tjeukemeer. Tussen de bomen door doemde het gemaal van Echten op.

In 1913 werd het huidige stoomgemaal gebouwd, waarbij de waterhuishouding van de polder zodanig gereorganiseerd werd dat het nieuwe gemaal de gehele polder kon bemalen. De windbemaling kon hierdoor vervallen. Het gemaal werd op de funderingen van de oudere voorganger gebouwd en kreeg een aangebouwde dienstwoning. Voor alle informatie over dit gemaal verwijs ik naar deze site.
Aan de andere kant van het dijkje wachtte ons een mooie verrassing, maar daar kom ik in een volgend logje op terug.

In 1996 werd het gemaal buiten dienst gesteld en vervangen door een nieuw ondergronds gelegen gemaal, naast het oude complex. In de jaren 2004/2005 werd het gemaal gerestaureerd en in 2007 kreeg het voormalig stoomgemaal weer zijn schoorsteen terug. Het gemaal is erkend als rijksmonument. In de pompruimte met machinerie is een expositie ingericht over de vervening van de polder van Echten. In het vroegere ketelhuis van het gemaal is een galerie gevestigd. Het Gemaal-Museum en Galerie het Gemaal zijn gedurende de zomermaanden open op zaterdag- en zondagmiddag.
Aan het Tjeukemeer staat sinds 1996 een standbeeld van Tsjûke en March . Het standbeeld is ontworpen door beeldend kunstenaar Frits Stoop en uitgevoerd door hemzelf en Alie Stoop-Jager.
De legende over de dames Tsjûke en March en de naamgeving aan het Tsjûkemar luidt als volgt. Twee boerinnen kwamen terug van het melken toen ze een brandje ontdekten. De ene boerin droeg de melk en de andere droeg niets. De laatste zei dat de melk gebruikt moest worden om de brand te blussen, maar daar wilde de eerste niets van weten. Reden genoeg voor de boerin zonder melk om haar metgezellin uit te schelden voor Tsjûke en daarmee voor teef, want met Tsjûke werd een vrouwtjeshond bedoeld. Het woord bleef gekoppeld aan de streek. En zo zou het Tsjûkemar zijn naam hebben gekregen. Een andere versie gaat als volgt. Er waren eens twee zusjes, Tsjûke en March. Zij waren bij elkaar toen er brand uitbrak. Door de dichte rook verloren ze elkaar echter uit het zicht. Door elkaars naam te roepen probeerden ze elkaar te vinden. Nog lang waren hun stemmen in het gebied te horen, wie goed luisterde kon het verstaan Tsjûke, March, Tsjûke, March, Tsjûke, March…… En zo zou het Tsjûkemar zijn naam gekregen hebben. Deze laatste versie vind ik leuker.

Het was niet de eerste keer dat ik bij dit gemaal aan het Tjeukemeer was, in augustus 2015 zaten Jan en ik op deze plek naar het skûtsjesilen te kijken. Jan heeft er op zijn weblog in woord en beeld een mooi verslag van gemaakt zie deel 1, deel 2 en deel 3.
Wordt vervolgd.