Op Schokland woonden 12.000 jaar geleden al mensen. Ze leefden er als jager-verzamelaars en vissers. In de middeleeuwen (500 tot 1500 na Chr.) zijn het vooral boeren die hier vee houden en graan verbouwen. Vanaf de 12de eeuw wonen de bewoners op terpen. Bij hoog water of een stormvloed zijn deze heuvels de enige veilige plekken op het eiland. In de 17de eeuw gaat het minder met de landbouw door het verlies van land aan de zee. Dan worden handel, scheepvaart en vooral visserij steeds belangrijker.

De Zuiderzee, eens een bron van leven en voorspoed voor de mensen van Schokland, veranderde langzaam in een bedreiging. De visserij, die eeuwenlang de levensader van de gemeenschap had gevormd, begon te lijden onder afnemende vangsten en steeds gevaarlijkere omstandigheden op zee. De eens zo trotse vissers werden gedwongen om hun vangstgebieden steeds verder te verlaten, op zoek naar vis die steeds moeilijker te vinden was.

De armoede op Schokland was zeer groot. De visserij was vanaf het begin van de 19e eeuw nauwelijks levensvatbaar en Schokland was de armste gemeente van Nederland. De vissers hadden zo weinig inkomen, dat ze hun schepen niet goed konden onderhouden.

De dreiging van de Zuiderzee werd uiteindelijk te groot om te negeren. Overstromingen werden frequenter en verliezen werden ondraaglijk. De levens van de bewoners van Schokland werden steeds meer in gevaar gebracht.

In 1859 verliezen de eilanders voorgoed de strijd tegen het water. De regering besluit dat de bewoners het eiland moeten verlaten. Niet alleen door het blijvende gevaar van overstromingen maar ook door de armoede. De ongeveer 635 ‘Schokkers’ verhuizen naar de vaste wal.

Schokland blijft bestaan maar wordt in 1942 met de inpoldering van de Noordoostpolder, een eiland op het droge. Bron is o.a. deze site.
