Natuurherstel Weerribben

Natuurgebied ‘De Weerribben’ staat onder druk. Zonder ingrijpen groeit het moeras snel dicht, een proces dat door stikstofdepositie nog eens wordt versneld. Dit bedreigt zeldzame planten en dieren. Vogels en insecten die afhankelijk zijn van open moerasgebieden, zoals de roerdomp, bruine kiekendief en grote karekiet, hebben het steeds moeilijker. Bovendien is hun leefgebied door de jaren heen gekrompen en ontbreken er op veel plekken natuurlijke verbindingen met gebieden zoals De Wieden en de Rottige Meente. Om deze soorten te behouden moeten hun leefgebied worden verbeterd en worden uitgebreid.

Mijn zwager is een van de medewerkers die bij deze klus betrokken zijn. Hij nodigde mij uit om in de namiddag samen met hem een kijkje te nemen in het gebied, dat alleen toegankelijk is via rijplaten. Op de eerste foto is te zien dat de rijplaten al diep zijn weggezakt. Gelukkig heeft hij een terreinwagen met vierwielaandrijving. Ik had graag een fotoserie gemaakt van de werkzaamheden zelf, maar daarvoor kreeg ik geen toestemming. Men vond dat te gevaarlijk.

Mijn zwager bediende de kraan die op de eerste foto te zien is. Hij verwijderde bomen en struiken, zoals elzenbroekbos en waterwilg. Bepaalde bomen, zoals eiken, moeten blijven staan. De gekapte bomen en takken werden ter plekke versnipperd en met kiepwagens uit het gebied afgevoerd.

Ik maakte deze fotoserie half maart, op het laatste moment voordat het gebied werd vrijgemaakt. Na dat weekend moest namelijk al het materieel en de rijplaten verdwenen zijn vanwege de start van het broedseizoen. Een periode van rust voor de natuur breekt dan aan. In het najaar worden de werkzaamheden in dit gebied weer hervat.

De werkzaamheden zijn gestart in de omgeving van de eendenkooi: ‘De Kooi van Pen’ en in Noordmanen, waar het veenmosrietland en de trilvenen zijn dichtgegroeid. Door het verwijderen van struiken en zaadbomen krijgt het veenmosrietland en trilveen de kans om zich te herstellen. Daarnaast worden petgaten – lange, smalle stroken – en greppels gegraven om extra open water te creëren. Dit open water is van belang, omdat juist op deze plekken nieuw trilveen kan ontstaan.

In verschillende rietlanden wordt minder vaak gemaaid, zodat het riet overjarig kan worden. Dit biedt belangrijke nestgelegenheid voor moerasvogels zoals de roerdomp en de grote karekiet. Daarnaast draagt het herstel van de waterhuishouding, het verschralen van de bodem en het verwijderen van de voedselrijke toplaag bij aan de ontwikkeling van blauwgrasland. Door het graven van smalle sloten en greppels wordt de waterhuishouding verbeterd. Op andere locaties worden sloten opgeschoond, oevers gemaaid en minder steil gemaakt, wat ten goede komt aan soorten zoals de grote vuurvlinder en waterzuring.

Omwonenden zijn als geen ander bekend met de schoonheid en kwetsbaarheid van De Weerribben. Veel van hen zijn daarom nauw betrokken bij de werkzaamheden. Er is regelmatig overleg over de voortgang, waarbij vragen serieus worden genomen. Daarnaast wordt afgestemd met buren, pachters, vrijwilligers en andere belanghebbenden over de inrichting van het gebied.

Het is een grootschalig meerjarenproject dat in fasen wordt uitgevoerd om de impact op de natuur zo klein mogelijk te houden. Vooralsnog leek de kiekendief, die zijn nest heeft gebouwd in een boom op de eerste foto, zich niets van de werkzaamheden aan te trekken. Het eindresultaat zal ongetwijfeld prachtig zijn, maar op die avond moest ik wel een paar keer slikken bij het zien van de vele bomen en struiken die gerooid waren. Straks is er volop ruimte voor moerasvogels, maar waar zullen de zangvogels dan hun broedplekken vinden?

De laatste foto is genomen in de avondzon, met een warm licht over het rietland waar mijn vader ooit zijn riet maaide. Een plek vol mooie herinneringen.

Een kijkje in het verleden

Mijn vader was vroeger rietteler van beroep, maar vanwege rugklachten kon hij daaruit niet genoeg inkomen genereren. Om toch rond te komen deden mijn ouders er van alles bij. Mijn moeder ventte met koffie en aanverwante artikelen. Ze verkochten ijs aan huis en verhuurden gasflessen. Daarnaast hielden ze geiten voor de zuivel en hadden ze een moestuin. Mijn moeder naaide en breide zoveel mogelijk onze eigen kleding. Luxe was er niet, maar we kwamen niets tekort. We groeiden op in een warm en liefdevol nest.

In 1969 en 1970 sloeg het noodlot toe; binnen vijf maanden verloren mijn ouders twee van hun vier kinderen. Het was een onvoorstelbaar zware periode van rouw en verdriet wat diepe sporen naliet in ons gezin. Maar te midden van dit verlies kwam er in 1971 een nieuw lichtpuntje; onze jongste zusje werd geboren. Haar komst bracht troost en vreugde in een tijd waarin het gemis nog zo voelbaar was.

Een paar jaar later werd mijn moeder aangesteld als brugwachter en trad ze in vaste dienst bij de Provinciale Waterstaat. We verhuisden naar de brugwachterswoning, anderhalve kilometer verderop. Niet alleen mijn moeder bediende de brug, maar vooral mijn vader nam deze taak op zich. Ook wij als kinderen droegen ons steentje bij; iets wat in die tijd nog gewoon kon.

Vanaf dat moment was er ook een stabiel inkomen, wat financiële ruimte gaf. Maar door het verlies van hun kinderen hechtten mijn ouders geen waarde aan materiële zaken. Ook in deze periode van meer financiële stabiliteit leefden we eenvoudig, zonder luxe. Ons zusje en broertje, die ons zo vroeg waren ontvallen, bleven in onze gedachten altijd met ons meewandelen. Ondanks of juist dankzij, was er in ons gezin veel ruimte voor humor en werd er veel gelachen.

De liefde voor het riet zat bij mijn vader in zijn bloed. Naast zijn werk als brugwachter bleef hij dit ambacht met passie uitoefenen. Omdat het riet in de winter wordt geoogst en het in die periode rustig was op het water, kon hij beide taken goed combineren.

Begin jaren tachtig kochten mijn vriend (nu mijn man) en ik een spiegelreflexcamera. De liefde voor fotografie zat er toen al in. In 1984 maakte ik een fotoreportage van mijn vader in het rietland. Hij was toen 62 jaar en wist het zware werk nog altijd vol te houden. Mijn vader was ontzettend blij met deze fotoserie en toonde het album met trots aan familie en vrienden.

Als al het riet geoogst was, bleef het eerst een tijd drogen in het rietland. Daarna werden de bossen riet naar ons huis gebracht en opgeslagen op een perceel vlak naast de brug. Het was zwaar werk, maar iedereen droeg zijn steentje bij. Ook mijn moeder stond haar mannetje en hielp een handje mee.

In de zomer liet mijn vader water op het rietland lopen om het jonge riet te laten groeien. Daarvoor werden de duikers opengezet. Hij zorgde ervoor dat de watertoevoer ongehinderd kon plaatsvinden door watergangen uit te graven en waar nodig nieuwe buizen te plaatsen. Dit was zwaar handwerk, waarbij hij gebruikmaakte van een walmes.

De dikke bossen riet werden thuis opgebonden tot kleine bosjes met een omtrek van 46 cm. Als bindmateriaal werd twijg gebruikt, wat echt een vaardigheid vereiste. Als kind heb ik dat ook geleerd. In die tijd werd het riet van de grond afgepakt en stond de stootplank laag, wat betekende dat de rietbinders in een slechte houding werkten. De kleine bosjes werden per vier samengebonden tot een pak. In dit YouTube filmpje van Afanja kun je bij 15:17 minuten dit proces mooi zien.

Als er voldoende riet was opgebonden kwam de riethandelaar langs om ze op te halen. De pakken riet werden met een transportband op een vrachtauto geladen. De riethandelaar verkocht het riet aan dakdekkers.

Een paar jaar later werd het werk voor de rietbinders vergemakkelijkt doordat het riet op een verhoogd rek gelegd kon worden. Ook de stootplank werd op de juiste hoogte aangepast. Mijn vader stond langs een doorgaande weg het riet te binden, wat betekende dat er vaak veel mensen (toeristen) stopten om een praatje te maken. Dit vond hij helemaal niet erg, want mijn vader was een sociale en belangstellende man die graag met anderen in gesprek was. De linker foto is tijdens zo’n moment genomen door een beroepsfotograaf.

Op de rechterfoto staat mijn vader bij zijn brug. Ook daar had hij altijd veel aanloop. Mijn vader overleed in 1997 op 75-jarige leeftijd aan kanker. Helaas hebben onze kinderen hem nooit gekend, wat ik heel jammer vind. Ze kennen wel de verhalen en hebben daardoor waardering voor hun opa en oma en dat is ontzettend waardevol.

Mussen in de prunus

In de voortuin staat een prunus prachtig in bloei. Vanuit de woonkamer zag ik dat er regelmatig mussen tussen de bloemen neerstreken.

Ik heb meerdere keren buiten staan posten met de telelens. Met veel geduld heb ik deze fotoserie weten samen te stellen.

Een tortel op een ijsvloertje

De twee tortelduifjes hebben het schijnbaar goed naar hun zin in onze tuin. Ze bezoeken regelmatig de voedertafel in de voortuin.

Elke ochtend drinken de vogels uit de waterschaal. Mijn man heeft zich verantwoordelijk gesteld voor het verzorgen van de kippen en de tuinvogels; hij zorgt ervoor dat ze altijd voldoende water en voer hebben. Op een ochtend landde de tortel op de waterschaal en keek wat beteuterd naar het bevroren water. Mijn man had echter tijdens zijn verzorgingsronde al gezien dat de zon haar werk had gedaan en dat de rand van het ijs al gesmolten was, zodat de tortel in ieder geval weer kon drinken.

Tussendoor ‘hangen’ de tortels ontspannen in de boom, genietend van de rust en het zonnetje. Ze lijken zich volledig op hun gemak te voelen. Deze foto’s maakte ik vanuit de woonkamer. Ik ben nog naar buiten gelopen om de tortel vast te leggen, maar daar was hij duidelijk niet van gediend en vloog er vandoor.

Een levendbarende hagedis en een kleine ringslang

Vorig weekend genoten we van prachtig lenteweer met ongewoon hoge temperaturen voor de tijd van het jaar. Die middag reed ik naar een natuurgebied in Ooststellingwerf om te kijken of de ringslang en de levendbarende hagedis al lagen te zonnen…

Ik parkeerde mijn auto op de parkeerplaats aan de Alberdalaan. Aan de ene kant van de weg ligt natuurgebied Diaconievene, en aan de andere kant de Delleboersterheide. Ik begon mijn wandeling in Diaconievene, een gebied dat ik in 2013 dankzij Jan heb leren kennen. Afgelopen zaterdag volgde ik voor het eerst de lange route, die om de vennen en de pingoruïne leidt.

Diaconievene is een natuurgebied van 44 hectare, bestaande uit verschillende met elkaar verbonden plassen. In het gebied liggen een pingoruïne, een beboste stuifwal en stukken heide. De naam Diaconievene verwijst naar de tijd waarin de diaconie van Nijeberkoop zich inzette voor de armen en daar turf won. De kerkelijke armenzorg vond dat de lokale bevolking ’s winters geen kou mocht lijden. De huidige plassen zijn overblijfselen van die vervening.

Na mijn wandeling door Diaconievene liep ik naar de Catspoele op de Delleboersterheide. Daar stonden een vrouw en een man; zij was aan het fotograferen, en hij was er voor de gezelligheid. Met z’n drieën speurden we naar hagedissen en ringslangen, maar zonder succes. Daarom richtten we onze camera’s op de kuifeenden die achter in het ven zwommen. Ook was er een groepje dodaars, dat zich wel liet horen, maar nauwelijks liet zien.

De man was er niet alleen voor de gezelligheid; hij bleek ook een scherp oog te hebben. Hij ontdekte eerst een levendbarende hagedis en even later een ringslang. Van de hagedis kon ik slechts één foto maken voordat hij weer verdween in het struweel. Voor een foto van de kleine ringslang moesten we in de hoek van de vlonder staan en keurig op onze beurt wachten. Het slangetje bleef rustig liggen, maar was door zijn verscholen plekje lastig vast te leggen.

Als de lente vordert, de zon krachtiger wordt en de watertemperatuur stijgt, zullen we de ringslang daar vast vaker tegenkomen. Voor mij een goede reden om nog een paar keer terug te gaan.

Kerk in Wiuwert en een knuffelkat

Vandaag laat ik jullie het laatste deel zien van de fotokuier die ik samen met Jan maakte op een mooie en zonovergoten lentedag. Onze laatste stop was bij de kerk van Wiuwert.

De kerk van Wiuwert (Wiewerd), de Sint-Nicolaaskerk, is een historische kerk die oorspronkelijk in de middeleeuwen is gebouwd. De huidige versie dateert grotendeels uit de 12e of 13e eeuw en heeft door de eeuwen heen verschillende aanpassingen ondergaan. De kerk is vooral bekend vanwege de mysterieuze mummies van Wiuwert.

In 1765 werden bij toeval enkele goed bewaarde lichamen ontdekt in de grafkelder van de kerk. De lichamen waren op natuurlijke wijze gemummificeerd, waarschijnlijk door een combinatie van de droge lucht, de specifieke bodemgesteldheid en de ventilatie in de kelder. Er is nooit een duidelijke wetenschappelijke verklaring voor de perfecte conservering gevonden. Tegenwoordig zijn enkele van de mummies nog steeds te bezichtigen in de kelder van de kerk.

We liepen een rondje om de kerk en zeiden tegen elkaar dat dit niet de mooiste kerk van Fryslân is die we hebben gefotografeerd. De verspreide bouwmaterialen tegen de gevel en op een deel van het kerkhof droegen daar niet aan bij. In de gevel zitten hier en daar scheuren. Wel heeft de kerk nog een oorspronkelijke noordmuur van kloostermoppen uit die bouwperiode, met sporen van dichtgemetselde Romaanse vensters.

Toen we onze rondgang rond de kerk hadden voltooid en weer bij het beginpunt waren, kwam er een kat aangelopen. Hij ging zitten op een grafsteen waarop linksonder de naam ‘Jetske’ te zien was – een grappig toeval. Zonder aarzeling liep hij op ons af en liet zich uitgebreid kroelen. Even later nestelde hij zich in het zonnetje, waarschijnlijk op de door de zon opgewarmde steen. Ik zei tegen Jan dat ik ook wel zo’n knuffelkat zou willen. Ik ben opgegroeid met katten, maar vanwege de astma van onze kinderen hebben we er later geen meer gehad.

We waren een maand te vroeg voor een rondleiding en moeten dus nog een keer terug. Inmiddels heb ik van een collega uit de buurt de naam gekregen van een man die er prachtig over kan vertellen. Als we er klaar voor zijn, kan ik mijn collega een seintje geven, dan regelt zij iets voor ons.

Vanuit de kijkhut in Skrins

Na onze fotosessie bij de kijkhut in Skrok reden Jan en ik naar de kijkhut in Skrins (zie Google Maps). Skrins ligt iets verder naar het oosten en is een open weidegebied met een hoge biodiversiteit. Het gebied is vooral bekend om de plas-draszones, die veel insecten aantrekken en zo een rijke voedselbron vormen voor weidevogelkuikens. Het graslandbeheer is erop gericht om het leefgebied van de grutto en andere vogels te optimaliseren. Zowel Skrok als Skrins spelen een belangrijke rol in het behoud van de Friese weidevogels, die onder druk staan door intensieve landbouw en klimaatverandering. It Fryske Gea zet zich in voor het herstel en de bescherming van deze kostbare natuurgebieden.

Vanaf de weg leidt een voetpad naar de kijkhut. Een dijk scheidt het pad van de plas met weidevogels, zodat de vogels niet worden verstoord door voorbijgangers. De kijkhut staat op palen, waardoor bezoekers een uitstekend uitzicht hebben over het gebied.

In de plas stond een grote groep grutto’s en kemphanen. Grutto’s overwinteren voornamelijk in West-Afrika, maar sommige grutto’s uit Nederland blijven dichterbij en overwinteren in Spanje en Portugal. Kemphanen overwinteren niet alleen in West-Afrika, maar trekken ook verder naar India, het Midden-Oosten en zelfs Zuidoost-Azië. Sommige exemplaren leggen afstanden van tot wel 10.000 km af!

Ook hier bevonden de vogels zich ver van de kijkhut. Naast grutto’s en kemphanen waren er ook bergeenden, kluten, kokmeeuwen, ganzen en tureluurs te zien. Op het land aan de overkant van de plas dartelde een grote groep kieviten. Zij waren opvallend actief, wat past bij hun rol als vroege eierleggers. In Fryslân is het vinden van het eerste kievitsei een serieuze traditie.

Een kluut en een tureluur hadden zich van de groep afgescheiden en foerageerden langs de dichtstbijzijnde oever. Ik heb de foto’s nog wel flink moeten kroppen om ze dichterbij te halen.

Jan bleef achter in de kijkhut terwijl ik een rondje buitenom maakte. Daar stond een opvallende knotwilg, die een uitstekende nestgelegenheid biedt voor verschillende vogels, waaronder de steenuil. Aan de westelijke hemel was de maan goed zichtbaar.

Vanuit de kijkhut in Skrok

Afgelopen vrijdag ging ik samen met mijn fotomaatje Jan op pad naar weidevogelgebied Skrok in Fryslân. Dit prachtige natuurgebied ligt tussen Wommels en Easterein en wordt beheerd door Natuurmonumenten. Skrok staat bekend om zijn open landschap met vochtige graslanden, die een ideale broedplaats vormen voor weidevogels zoals de grutto, kievit, scholekster en tureluur.

In het voorjaar bruist Skrok van het leven, wanneer talloze weidevogels hier neerstrijken om te broeden. Het waterpeil wordt bewust hoog gehouden, zodat de vogels voldoende voedsel kunnen vinden. Daarnaast zorgen koeien en schapen voor begrazing, waardoor het grasland in optimale conditie blijft.

De onderstaande foto is een tegenlichtopname in de richting van Easterein.

Onder de rook van Wommels, in het weidevogelgebied Skrok, staat een prachtige kijkhut. Deze ruime hut is een perfecte combinatie van functionaliteit en duurzaamheid, ontworpen om natuurbezoekers ongestoord van de natuur te laten genieten. De hut is vervaardigd uit hout en beschikt over grote vensters, waardoor je de vogels goed kunt observeren zonder ze te verstoren.

De open structuur biedt een mooi uitzicht over het omliggende landschap en de uitgestrekte graslanden. Het was prachtig om te zien dat de grutto’s weer terug waren. Er was echter weinig activiteit; het leek erop dat ze nog aan het bijkomen waren van hun lange reis uit het verre zuiden. Tussen de grutto’s bevonden zich ook kemphanen. Aan de andere kant van de plas stond een groep bergeenden. Verder waren er zwanen, kluten, een tureluur, scholeksters en meerkoeten te zien.

Er vloog een groep vogels op, maar op dat moment konden we niet zeggen welke het waren. Pas thuis, achter de computer, zag ik dat het om smienten ging.

Bijna alle vogels stonden ver weg, maar deze kluten foerageerden iets dichterbij. Persoonlijk vind ik dit dan ook de mooiste vogelfoto van deze serie.

Na het bezoek aan deze kijkhut gingen we door naar de volgende. Daarover vertel ik later meer.

Grote bonte specht op de Delleboersterheide

Op een prachtige middag maakte ik een wandeling over de Delleboersterheide, benieuwd of er bij de Catspoele al kikkeractiviteit was en dan specifiek van de heikikker. Behalve een eend die in de verte aan het foerageren was, was er verder geen enkele activiteit te bespeuren.

Terwijl ik genoot van het uitzicht over het ven, klonk plotseling de roep van meerdere kraanvogels – een indrukwekkend geluid. Zonder aarzelen pakte ik mijn cameraspullen in en wandelde in de richting van het geluid.

Ik kwam in een prachtig, voor mij onbekend gebied met mooie vergezichten over de heide. Vooral de solitaire bomen vormden een schilderachtig tafereel. Dit plekje moet ik onthouden voor de periode waarin de heide in bloei staat. De kraanvogels kreeg ik niet te zien – het is een uitgestrekt gebied en het zou puur toeval zijn geweest als ik ze had getroffen. Wel lieten ze meerdere keren hun roep horen, een geluid dat ver draagt over de stille heide.

Ik bereikte een nat gebied waar meerdere bomen met hun wortels in het water stonden. Inmiddels was het laat in de middag en was ik diep het gebied ingelopen. Er waren geen andere wandelaars meer in zicht en plots voelde de omgeving een stuk eenzamer. Even flitste de gedachte aan de mogelijke aanwezigheid van een wolf door mijn hoofd. Ik wilde mij niet laten leiden door angst, maar het leek me toch verstandig om terug te wandelen naar de auto.

Op de terugweg hoorde ik het roffelen van een specht. Na even speuren ontdekte ik hoog in een boom een grote bonte specht. Bij de eerste foto zat hij nog in de schaduw, maar al snel draaide hij om de stam heen en kwam prachtig in het zonlicht te zitten. We hebben regelmatig een grote bonte specht in de tuin, maar in de vrije natuur vind ik het toch net iets specialer.