Mariakerk in Westernieland en Pieterburen

Vanuit Noordpolderzijl reed ik verder door de gemeente Het Hogeland. Onderweg kwam ik door het pittoreske dorpje Westernieland. Vanuit de auto viel mijn oog meteen op een charmante kerk en pastorie, beide in een zachtgele tint. De aanblik was zo mooi dat ik besloot de auto even aan de kant te zetten en deze plek van dichterbij te bewonderen.

Aan de noordzijde van de kerk staat de pastorie, de Weem. Het woord ‘weem’ komt van het Oudfriese ‘wetheme’, wat letterlijk ‘kerkelijk bezit’ betekent. In Groningen en Friesland werd het gebruikt om te verwijzen naar een pastorie of een pastorieboerderij. In deze boerderijpastorie werd in 1944 domineeszoon en cabaretier Freek de Jonge geboren. Voor meer informatie, zie ook deze site.

In de Weem is de ambachtelijke bakkerij Brood Depot gevestigd, een kleinschalige bakkerij die zich heeft gespecialiseerd in het bakken van desembrood. Brood Depot is een 1-vrouws bedrijf, waar met liefde en vakmanschap diverse broden worden bereid en dat is te lezen op deze site.

Het was een plezier om een rondje om de kerk te maken. De graven lagen in de schaduw, terwijl de kerk zelf prachtig werd belicht door de zon. Het contrast tussen het zachte licht en de schaduw maakte de plek extra bijzonder.

Vanuit Westernieland reed ik verder naar Pieterburen, een dorp dat vooral bekend staat als het startpunt van het Pieterpad, de bekendste langeafstandswandelroute van Nederland. Deze wandelroute loopt van Pieterburen in Groningen tot de Sint-Pietersberg bij Maastricht. De route is ongeveer 500 tot 502 kilometer lang en verdeeld in 26 dagetappes, elk met een lengte van tussen de 15 en 25 kilometer. Het pad is in beide richtingen uitstekend gemarkeerd met wit-rode tekens, zodat verdwalen vrijwel onmogelijk is.

Pieterburen is ook bekend vanwege de zeehondenopvang van Lenie ‘t Hart. Het centrum werd in 1971 opgericht door Lenie zelf, die ooit begon met het verzorgen van zeehonden in een teiltje in haar achtertuin. Wat klein begon, groeide uit tot het grootste zeehondenziekenhuis van Europa – compleet met een internationale campus voor studenten en wetenschappers. Meer dan vijftig jaar lang werden hier zieke, gewonde en verweesde zeehonden opgevangen, verzorgd en – zodra ze sterk genoeg waren – weer uitgezet in de natuur.

Sinds januari 2025 is de locatie in Pieterburen gesloten voor bezoekers. De activiteiten zijn verplaatst naar het nieuwe Werelderfgoedcentrum Waddenzee (WEC) in Lauwersoog, waar het centrum haar werk voortzet met dezelfde toewijding en missie: het beschermen van zeehonden en hun leefgebied.

Noordpolderzijl bij hoogtij

Tijdens een van mijn zwerftochten door Het Hogeland bracht ik ook een bezoek aan Noordpolderzijl, een tip die ik had gekregen van de campingeigenaar. Op de lange toegangsweg, de Zijlweg hield ik even halt om een foto te maken van een uitgestrekte akker met graan, omlijst door een bloemrijke akkerrand. Zie Google Maps.

Noordpolderzijl staat bekend om het kleinste zeehaventje van Nederland en de bijzondere ligging aan de Waddenzee. Tussen 1980 en 1985 werd de noordelijke zeedijk door het waterschap Ommelanderzeedijk verhoogd tot Deltahoogte. Daarbij moest de oude sluis uit 1811 plaatsmaken voor een nieuw afwateringsgemaal. De dichtgemetselde sluis kreeg echter een nieuwe bestemming: in 1986 werd ze onderdeel van een land art-project, een steenmozaïek ontworpen door J.H. van Loon. Dit kunstwerk symboliseert de voortdurende beweging van eb en vloed en vormt een prachtige verbinding tussen het unieke landschap en de rijke geschiedenis van waterbeheer.

Wanneer je vanaf de parkeerplaats richting de dijk loopt, kom je eerst langs het Zielhoes. Deze voormalige sluiswachterswoning heeft tegenwoordig een nieuwe bestemming als knusse horecagelegenheid.

Even later beklom ik de trap naar de top van de dijk. Boven wachtte een prachtig panorama: het kleine haventje, het uitgestrekte Wad en, verderop aan de horizon, de Waddeneilanden Schiermonnikoog, Rottumeroog, Rottumerplaat en zelfs het Duitse Borkum. De omgeving ademt rust en ruimte – perfect voor een wandeling, een fietstocht of gewoon een korte pauze om te genieten van het unieke landschap met zijn kwelders en de imposante zeedijk.

Het haventje van Noordpolderzijl is getijdengebonden en daardoor alleen bij hoogwater bereikbaar. Ooit was het vooral de uitvalsbasis van garnalenvissers uit Usquert, herkenbaar aan de boten met de lettercode UQ. Tegenwoordig heeft de haven een andere functie: ze wordt gebruikt als aanlegplaats voor passerende schepen, wadlopers en jachten, en vormt het vertrekpunt voor bijzondere wadtochten naar de onbewoonde eilanden.

Nadat ik een tijdje op het verste punt had staan genieten van het weidse uitzicht, wandelde ik terug naar de dijk. Bovenop de dijk staat een bankje met daarop een gedicht in het Gronings van Eli Joachim Lofvers. Dit was zijn favoriete plek. In het gedicht spreekt hij zijn diepe verbondenheid met het Groninger land uit, waarin hij het landschap en de natuur bezingt.

Terug bij de oude sluis maakte ik nog een kleine fotoserie. Op deze site zijn verhalen terug te vinden die Jan Schoonveld vertelde over zijn tijd als sluiswachter van Noordpolderzijl in de jaren zeventig. Daarnaast zijn er oude foto’s te zien die een prachtig beeld geven van vervlogen tijden.

Het Hogeland

Tijdens onze vakantie vlakbij Dokkum maakte ik ook regelmatig uitstapjes naar de provincie Groningen. Wat een aangename verrassing was dat! Vooral het noordwesten van de provincie, dat ik nog niet kende, heeft me positief verrast. De uitgestrekte vergezichten, de karakteristieke dorpen en de rust van het landschap maakten mijn omzwervingen door de gemeente Het Hogeland de moeite waard.

Tijdens mijn tochten door Het Hogeland passeerde ik een aantal keren de oude dijk, ook wel de slaperdijk genoemd. Door eeuwen van inpoldering en de aanleg van steeds hogere dijken zijn deze dijken steeds verder landinwaarts komen te liggen. Hun oorspronkelijke functie hebben ze grotendeels verloren, maar verdwenen zijn ze zeker niet. In Groningen slingert nog zo’n 180 kilometer aan oude zee- en slaperdijken door het landschap. Ze vormen een tastbaar en indrukwekkend stukje cultuur- en landschapsgeschiedenis. Op verschillende plekken in de dijk zijn de zogenaamde dijkcoupures bewaard gebleven. Het zijn stille herinneringen aan vroegere tijden, die nog altijd een bijzonder accent geven aan het landschap, zoals te zien is op foto 6 en 7.

Onderweg viel mijn oog vanuit de auto op een bijzonder kunstwerk – reden genoeg voor een spontane tussenstop. Het blijkt gemaakt door de beeldend kunstenaars Maree Blok en Bas Lugthart, bekend van hun omvangrijke oeuvre, waaronder ook het Elfstedenmonument. Over dit specifieke werk vond ik online helaas geen nadere informatie. Voor mij verbeeldt de slapende vrouw echter treffend de slaperdijk, die als een stille wachter in het Groningse landschap aanwezig blijft.

Het Noord-Groningerland, waar Het Hogeland deel van uitmaakt, wordt vaak beschouwd als één van de beste landbouwgebieden van Europa vanwege de vruchtbare, goed verkavelde grond en het gunstige klimaat met verkoelende zee-invloed en veel zonne-uren. De gewassen op Het Hogeland zijn onder andere aardappelen (vooral pootaardappelen), suikerbieten, uien, wortelen, graan, mais en bloembollen. Daarnaast worden ook akkerbouwgroenten zoals erwten, knolselderij, rode bieten, koolraap, spinazie, stamsperziebonen, suikermaïs en winterpeen geteeld.

De regio geniet internationale bekendheid door de pootaardappelteelt, waarvan een groot deel wereldwijd wordt geëxporteerd. In Groningen liep enkele jaren een onderzoeksproject naar de verduurzaming van deze teelt. Dat project werd in 2020 afgerond, maar het bord met uitleg staat er nog altijd, compleet met opgedroogde kleispetters, alsof het landschap zelf er een handtekening onder zette…

In deze regio kom je langs akkers regelmatig bordjes tegen met oude foto’s van mensen en ambachten van vroeger. Een prachtig initiatief, want zo krijgt het landschap ineens een extra laag: je ziet niet alleen de gewassen van nu, maar ook een glimp van het leven dat zich hier generaties geleden afspeelde.

De rijke akkerbouw heeft de boeren in de provincie bepaald geen windeieren gelegd. Dat zie je terug in de imposante boerderijen die hier in het landschap staan. Voor de landarbeiders waren er vroeger bescheidener onderkomens: kleine huisjes. Het contrast tussen groot en klein vertelt veel over de sociale verhoudingen van die tijd.

De uitgestrekte graanvelden van Het Hogeland vind ik prachtig om te zien. Het landschap lijkt eindeloos door te lopen. En als er dan ook nog een dreigende bui boven hangt, krijgt het geheel een extra dimensie: het goudgeel van het graan steekt nog sterker af tegen de donkere luchten, wat het landschap een bijna schilderachtige uitstraling geeft.

Gerookte paling

Op onze camping waar we van ‘t zomer verbleven verkochten ze gerookte paling. Deze delicatesse bleek bijzonder in de smaak te vallen bij zowel de campinggasten als de voorbijgangers. De camping ligt namelijk aan de Elfstedenroute, een populaire route voor fietsers en andere passanten die de beroemde elf steden op een alternatieve manier willen verkennen. De gerookte paling werd dan ook gretig ingeslagen door zowel sportieve reizigers als toeristen die de streek verkennen.

De gerookte paling wordt bereid door een goede vriend van de campinghouders, die al meerdere rookkampioenschappen op zijn naam heeft staan. Omdat hij inmiddels in een woonwijk woont, is hij gestopt met het roken van de paling bij hem thuis. Gelukkig heeft de camping een perfecte locatie voor zijn ambacht, en rookt hij nu op de camping zelf. Dit vindt hij prima, de constante aanloop van nieuwsgierige gasten zorgt ervoor dat hij altijd wel een praatje kan maken bij de rookoven, wat de sfeer nog gezelliger maakt.

De paling komt rechtstreeks uit een lokale kwekerij. Nadat hij de paling thuis heeft schoongemaakt wordt de vis in een emmer met zout gelegd, een proces dat bekendstaat als pekelen. Na het pekelen worden de palingen aan metalen pennen gehangen in het rookhok, waar ze langzaam worden gerookt. Voor de rook maakt men gebruik van een combinatie van hout en zaagsel, wat de paling zijn karakteristieke rooksmaak geeft.

Deze roker maakt gebruik van de techniek van warm roken, waarbij de temperatuur rond de 70 tot 80°C ligt. Het bijzondere aan warm roken is dat de paling tegelijkertijd gaar wordt tijdens het roken, wat resulteert in een heerlijke, zachte textuur. De vis krijgt een mooie bruine rookkleur en is minder zout dan bij andere rookmethodes.

Het roken van paling is echter een precies vakmanschap. De temperatuur moet constant blijven gedurende het hele proces, en er moet precies de juiste hoeveelheid rook om de paling cirkelen, niet te veel, maar ook zeker niet te weinig. Halverwege het roken voegt de roker een speciaal kruid toe aan de rook. Wat dat precies is, blijft echter een goed bewaard geheim. 😉

Aan het eind van het rookproces controleert de roker of de paling goed gaar is – dat doet hij op gevoel, door even in de vis te knijpen. Als de paling perfect is, wordt deze van de pennen gehaald en op kranten gelegd om uit te lekken. Daarna worden de palingen per drie verpakt, vacuüm getrokken en in de diepvries bewaard, zodat de kwaliteit optimaal behouden blijft.

En dan is het weer zo ver: de gerookte paling kan worden verkocht aan campinggasten en voorbijgangers. Wie wil kopen, moet er wel aan denken om de bel stevig in te drukken…

Is het eten van (gerookte) paling nu wel of niet gezond? Over deze vraag zijn de meningen verdeeld. Op de website van de website van Palingkopen wordt benadrukt dat paling vooral gezond is vanwege de rijke hoeveelheid omega-3 vetzuren. Deze essentiële vetzuren spelen een belangrijke rol bij de bescherming tegen hart- en vaatziekten.

Aan de andere kant waarschuwt de Keuringsdienst van Waarde voor het regelmatig consumeren van gerookte paling. Tijdens het roken, waarbij producten als zalm en paling een tijdlang in een rookkamer hangen, ontstaan er namelijk kleine hoeveelheden PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Deze stoffen worden gezien als potentieel kankerverwekkend.

Een gezonder alternatief voor gerookte paling is om vis te koken, bakken of stoven. Voor mij persoonlijk is het geen dilemma: ik ben nogal kieskeurig als het op vis aankomt en paling staat sowieso niet op mijn favorietenlijstje.

Lepelaars in de Jan Durkspolder

Op mijn weblog neem ik jullie vandaag mee van de kijkhut in polder Breebaart naar die in de Jan Durkspolder. In polder Breebaart had ik het geluk een lachstern te spotten, dat was een bijzondere waarneming. In de Jan Durkspolder troffen Jan en ik een grote groep reuzensterns, ook dat was mooi om mee te maken. Ik schreef erover in dit bericht.

Vanuit de kijkhut genoten we van het rustgevende uitzicht over de plas. In de verte stond een grote groep ganzen en lepelaars in het water.

Aan de westkant van de hut foerageerde een lepelaar. Het dier bewoog zich met zulke snelheid door het ondiepe water dat het bijna op dansen leek. Misschien moest deze, misschien jonge, lepelaar het vangen van visjes nog onder de knie krijgen.

Plotseling ging de grote groep ganzen en lepelaars massaal de lucht in. Wat de oorzaak was, bleef onduidelijk. Een deel van de groep streek neer op een rustiger plek, een stuk verderop. Tot onze verrassing landde een groepje lepelaars bij de reuzensterns, dichterbij de hut. Een gelukje, want zo kregen we ze beter in beeld.

Een vrouwtje wintertaling trok zich van al die drukte niets aan en volgde haar eigen koers.

Lachstern en nog meer in polder Breebaart

Vanaf de kijkwand bij de zeehonden maakte ik een foto van de kijkhut in polder Breebaart. Een bezoek aan deze hut stond sowieso al op mijn planning. Na mijn fotosessie bij de zeehonden en de bunkers van Batterij Fiemel reed ik daarom door naar de kijkhut.

De prachtig aangelegde kijkhut bereik je via een lange gang. Een paar dames wezen me op de distelvinken die aan de buitenkant van de doorgang aan het foerageren waren. Aan die zijde ontbreken helaas de kijkgaten. Door te mikken via een wat bredere spleet lukte het me toch om er een redelijke foto van te maken.

In de kijkhut was het gezellig, maar zeker niet te druk. De andere vogelaars en fotografen waren bereid hun waarnemingen te delen en gaven zelfs hun plaatsje bij een kijkgat af. Dat maak ik weleens anders mee.

Een van de vogelaars liet me zien waar de zwarte ruiter in winterkleed liep. In zomerkleed is hij vrijwel helemaal zwart, maar in de winter lijkt hij enigszins op een tureluur, al herken je hem aan zijn langere snavel en slankere postuur. De Dollard is een belangrijke pleisterplaats voor deze soort.

Ook foerageerde er een groenpootruiter. Die is eigenlijk niet te missen met zijn felgroene poten, net zo groen als het zeekraal waartussen hij zijn kostje bij elkaar scharrelde.

We hadden geluk met de aanwezigheid van de zon. Daardoor kwamen de iriserende kleuren van de kievit en de spreeuw prachtig naar voren. Een juveniele spreeuw heeft nog wat tijd nodig voordat hij volledig op kleur is.

Op een bepaald moment ging er een grote groep vogels op de vleugels. De oorzaak werd al snel duidelijk, deze keer was het geen roofvogel, maar de boer kwam op zijn quad een kijkje nemen bij de koeien.

Dat kwam mooi uit, want de lepelaars, die even daarvoor waren opgevlogen, streken neer vlak voor de kijkhut. Ze begonnen uitgebreid hun verenkleed te poetsen en hielpen elkaar daarbij. Dat gedrag had ik niet eerder gezien.

Andere vogelaars wezen me op de aanwezigheid van een lachstern. In Nederland is de lachstern zeldzaam. Het is vooral een doortrekker, met slechts sporadisch een broedgeval. Op de Rode Lijst staat hij vermeld als verdwenen broedvogel. Deze stern heeft een forse lichaamsbouw. Deze stern wordt zo genoemd vanwege zijn kenmerkende roep. Die klinkt als krwik of ka-WÉk en doet denken aan een lach.

De bunkers van Batterij Fiemel

Na mijn fotosessie van de zeehonden bij de kijkwand in Termunten wandelde ik door naar de nabijgelegen bunkers van Batterij Fiemel.

Deze batterij maakte onderdeel uit van de Atlantikwall, de meer dan 5.000 kilometer lange verdedigingslinie die de Duitsers langs de West-Europese kust aanlegden om een geallieerde invasie vanaf zee te voorkomen. Het complex bij Fiemel bestond ooit uit zo’n veertig bouwwerken, waaronder bunkers, munitieopslagplaatsen en geschutstellingen.

Tijdens de bevrijding van Groningen in april 1945 werd hier hevig gevochten. Vanuit Batterij Fiemel boden de Duitse troepen hardnekkig verzet tegen de oprukkende geallieerden, waardoor deze stelling een belangrijke rol speelde in de gevechten in de regio.

Ik maakte eerst een rondgang om de gesloten bunker. Gesloten voor mensen, maar niet voor vleermuizen: via een smalle spleet in de deur kunnen ze vrij in- en uitvliegen. Op een informatiebord, met prachtige foto’s van verschillende soorten vleermuizen, werd uitgelegd hoe de dieren hier leven en overwinteren. Even verderop stond een paal met een kastje, waarin een opgezette vleermuis te zien was, bedoeld om bezoekers een beeld te geven van deze nachtelijke bewoners.

De bunkers blijken niet alleen een toevluchtsoord voor vleermuizen te zijn, maar ook het domein van boerenzwaluwen. Op deze foto heb ik toevallig een zwaluw vastgelegd die net naar buiten vliegt. Zien jullie hem ook? Het is mooi om te lezen hoe deze oude oorlogsresten nu een veilig thuis bieden aan zoveel dieren.

Daarna wandelde ik door naar de andere bunker. Bovenop deze bunker staat een replica van het luchtafweergeschut dat hier tijdens de oorlog heeft gestaan. De deur naar het dak was helaas gesloten; toegang is alleen mogelijk tijdens de openingstijden van het nabijgelegen bezoekerscentrum Dollard. Begrijpelijk natuurlijk – het beheer gebeurt door vrijwilligers – maar toch jammer dat het op deze dag in de schoolvakantie niet toegankelijk was.

In deze bunker wordt het verhaal verteld van Marine Flak Batterie Fiemel, in de volksmond beter bekend als Batterij Fiemel.  De derde foto is van de site van Het Groninger Landschap.

Tegen het plafond van de bunker hangen nesten van boerenzwaluwen. Ondanks het weinige licht lukte het om er toch een paar aardige foto’s van te maken. Ik had geluk: precies op dat moment waagde een jong zijn eerste vlucht. De sluitertijd was eigenlijk te lang om de beweging scherp vast te leggen, maar in dit geval gaat het niet om de perfecte foto, maar om het bijzondere moment.

Zeehonden bij Punt van Reide

Tijdens onze vakantie vlakbij Dokkum maakte ik een uitstapje naar Punt van Reide. Dit bijzondere schiereiland ligt helemaal aan het einde van de provincie Groningen, in het uiterste oosten bij de Dollard. Met zijn buitendijkse landtong van zo’n 23 hectare is het een uniek natuurgebied waar de elementen vrij spel hebben. Een prachtige plek om de stilte te ervaren, vogels te spotten en de weidsheid van het landschap op je in te laten werken. Zie Google Maps.

Vanaf de parkeerplaats volgde ik de noordelijke wandelroute richting de kijkwand. Onderweg liep ik de dijk op, waar zich een prachtig panorama voor me ontvouwde: de uitgestrekte Dollard, met in de verte Delfzijl en aan de overkant, Duitsland.

Ik wandelde verder richting de kijkwand. Van een afstandje zag ik al dat het er behoorlijk druk was, niet zo vreemd natuurlijk in de schoolvakantie. De zomermaanden juni, juli en augustus zijn bovendien de beste periode om veel zeehonden te spotten. Voor mijn bezoek had ik me verdiept in de getijdentabel, want het meest geschikte moment om zeehonden te zien is ongeveer anderhalf uur voor hoogwater.

De kijkwand heeft genoeg kijkgaten, waardoor ik al snel een mooi plekje vond. Eerst maakte ik een paar overzichtsfoto’s van de twee strandjes waar de zeehonden lagen te rusten. Hun pleisterplaats wordt bovendien goed in de gaten gehouden met camera’s.

Dit gebied staat bekend als de kraamkamer van de Waddenzee. Zeehondenmoeders zwemmen hierheen om hun pups ter wereld te brengen op de zandbanken vlak bij de kust. Bij hoogwater verzamelen moeders en jongen zich vaak met tientallen, soms zelfs honderden tegelijk aan de oever. Daar rusten ze, voeden ze zich en liggen ze heerlijk te zonnebaden, terwijl bezoekers ze ongestoord kunnen observeren vanachter de kijkwand.

Zo nu en dan gleed een zeehond het water in en schoot als een speer vooruit, om vervolgens weer rustig boven te komen en de omgeving nieuwsgierig in zich op te nemen.

Tot slot maakte ik nog enkele close-ups van die o zo schattige kopjes. Maar vergis je niet: achter dat lieve uiterlijk gaan echte rovers schuil.

Vanaf de kijkwand volgde ik het zuidelijke pad terug naar de auto. Onderweg maakte ik nog een rondgang langs de bunkers van Batterij Fiemel, maar daarover later meer.

Reuzensterns in de Jan Durkspolder

Vanaf de kijkhut bij de Leijen reden we door naar de hut in de Jan Durkspolder. In de eerste hut hadden we gehoord dat zich vlak voor de hut in de Jan Durkspolder een groep reuzensterns ophield. Dat wilden we natuurlijk graag met eigen ogen zien.

Vanuit de hut zoomden we in op de reuzensterns die op het drooggevallen eilandje stonden. Er viel niet veel activiteit te bespeuren; verder dan wat gekrijs kwamen ze niet. Ik had nog niet eerder bewust reuzensterns gezien, dus dit was voor mij een bijzondere en mooie waarneming.

De reuzenstern is de grootste stern ter wereld. Af en toe lieten de vogels zich in het water ‘vallen’ om daarna weer op te stijgen en verder te vliegen. Dit gedrag hangt waarschijnlijk samen met hun forse lichaamsgrootte: daardoor komen ze dichter bij het water dan kleinere sterns. Zo kunnen ze na een mislukte duik sneller weer opstijgen.

Het jong nam een bad en op dat moment kwam de ouder met een visje aanvliegen. Prachtig om dit moment van overdracht te zien én vast te leggen.

De grootste en mooiste uitdaging vind ik het om vogels in volle vlucht te fotograferen…

Varend erfgoed

Het was volop genieten tijdens onze vakantie aan de Dokkumer Ee. Eerder liet ik hier al de prachtige en indrukwekkende zeilschepen zien die er langs voeren. Vandaag is het de beurt aan de slepertjes en ander varend erfgoed. Deze robuuste werkbootjes, vaak liefdevol onderhouden, vertellen elk hun eigen verhaal. Het is altijd bijzonder om te zien hoe dit erfgoed nog steeds actief gebruikt wordt op het water.