Aan het einde van de middag reed ik over de Wouddijk, richting Dokkum. In een weiland langs de weg viel mijn oog op een groep vogels. Ik zette de auto in de berm en pakte mijn camera met telelens erbij. Toen ik door de zoeker keek, herkende ik ze meteen: het waren kemphanen. Er stonden in totaal vijf exemplaren, elk met een eigen karakteristiek verenkleed.

De kemphaan zit het liefst in open gebieden met zoet, ondiep water en in kort grasland. Hier pikken ze insecten op die ze op het oog vinden. Kemphanen trekken vaak op met kieviten en spreeuwen. De meeste kans maak je in de polders in Fryslân en Noord-Holland.
De kemphaan is een van de vroegste najaarstrekkers. De piek van de doortrek is in juli. De kemphaan is daarmee een van de eerste steltlopers die wegtrekt. Al in augustus is het gros door naar Afrika. Kleine aantallen blijven in Nederland hangen en zijn ook in de winter te zien.
Van juli tot september verloopt de rui, waarbij mannetjes hun kleuren en eventueel hun kragen langzaam kwijtraken en er verfomfaaid kunnen uitzien. Tegen de herfst zijn alle kemphanen egaal en bescheiden gekleurd, zowel mannetjes als vrouwtjes.






Na de fotosessie bij de kemphanen vervolgde ik mijn weg naar de camping. Vlakbij de camping, in een weiland, zag ik opnieuw beweging. Een groepje hazen was daar aan het stoeien met elkaar.


Even verderop, in een aangrenzend weiland, ontdekte ik een moederhaas met haar jong. Ze lagen rustig in het gras, niet ver van het weggetje. Zonder ze te verstoren kon ik er op mijn gemak foto’s van maken.
