De afgelopen tijd heb ik op mijn weblog een aantal prachtige plekjes in de provincie Groningen laten zien en dan vooral in de gemeente Het Hogeland. Toch kennen de meeste mensen Groningen vooral van de aardbevingen die het gevolg zijn van jarenlange gaswinning en de bijbehorende bodemdaling. Tijdens mijn uitstapjes in Het Hogeland kwam ik verschillende boerderijen en huizen tegen die zichtbaar beschadigd zijn door deze aardbevingen.
De jarenlange procedures rondom aardbevingsschade in Groningen vormen een ingewikkeld en langdurig proces. Veel Groningers hebben te maken gehad met trage afhandeling, juridisering van schadeclaims en de emotionele belasting die gepaard gaat met bureaucratie en voortdurende onzekerheid. Tijdens mijn tocht door Het Hogeland zag ik verschillende boerderijen die er opvallend nieuw en verzorgd uitzagen. Mogelijk zijn deze herbouwd na aardbevingsschade, maar helemaal zeker weet ik het niet, want ik heb de bewoners niet gesproken.
In de gemeente Loppersum zijn bijvoorbeeld zo’n vijftig wisselwoningen geplaatst, verspreid over twee locaties. Deze woningen bieden tijdelijk onderdak aan bewoners van huizen die worden versterkt, herbouwd of gesloopt vanwege aardbevingsschade.
Tijdens de zomervakantie in het noorden van ons land reed ik naar de Noordkaap – het noordelijkste puntje van het vaste land van Nederland. Onderweg maakte ik een korte stop bij de Waddendijk om het spel van zon en wolken vast te leggen.
Nadat ik mijn auto had geparkeerd, raakte ik in gesprek met een bewoner uit de omgeving. Hij was net terug van een tocht over het Wad. De man, inmiddels ver in de zeventig en met twee kunstknieën, vertelde dat hij nog bijna dagelijks het Wad opging. Zijn professionele uitrusting verried zijn ervaring en liefde voor het gebied. Ik vond het jammer dat ik te laat was om hem al lopend op het Wad te fotograferen.
Na ons afscheid vervolgde ik mijn weg. Bij het hek las ik op het informatiebord dat de Wellington R3202 hier tijdens de Tweede Wereldoorlog is neergestort. Over de top van de Waddendijk liep ik tussen de schapen naar de markering en het monument.
Als eerste richt ik mijn aandacht op het oorlogsmonument. Het Wellingtonmonument is opgericht ter nagedachtenis aan de voltallige bemanning van de Wellington R3202, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Noordzee is neergestort en daar door ontberingen is omgekomen. Persoonlijk vind ik het jammer dat het monument tegenwoordig wordt omgeven door een weinig fraai hekwerk — het haalt iets weg van de serene uitstraling van deze bijzondere plek.
Het noordelijkste punt van het Nederlandse vasteland wordt gemarkeerd door een kunstwerk van René de Boer uit Usquert, getiteld De Hemelpoort (ook wel Poort Kaap Noord genoemd). Deze imposante stalen poort, 2,5 meter hoog, heeft door weer en wind een roestbruine gloed gekregen. Het kunstwerk symboliseert de ontmoeting tussen hemel en aarde en is uitgegroeid tot een herkenningspunt en icoon van de regio. De naam Noordkaap ontstond bij de plaatsing van het kunstwerk in 2002, als knipoog naar het beroemde noordelijke punt in Noorwegen.
Vanaf de Noordkaap heb je een weids uitzicht over de Waddenzee. Hier heersen vooral stilte, wind en leegte. Toen ik afdaalde naar de kustlijn, keken een paar schapen me wat argwanend aan. Even later renden ze me in een drafje voorbij, alsof ze duidelijk wilden maken dat ik te gast was in hun domein.
Vanaf het noordelijkste puntje maakte ik een foto van de Eemshaven. Tot mijn verbazing stonden er opvallend veel auto’s langs de toegangsweg. Toen ik terugwandelde richting mijn auto, kwam ik een groep mensen tegen die Engels spraken. De twee achterste vrouwen, die met elkaar Nederlands spraken, vroeg ik of er iets bijzonders aan de hand was. Zij vertelden dat zij daar samen met nabestaanden waren van de omgekomen bemanningsleden van de Wellington. Deze maand was het precies 85 jaar geleden dat het toestel verongelukte. Ter nagedachtenis legden de nabestaanden een krans bij het inmiddels tien jaar oude monument. Zie ook de website van Oorlogsgravenstichting.
Vanaf dit punt aan de Waddenzee heb je ook uitzicht op het Duitse eiland Borkum. In de verte zag ik een veerboot die koers zette naar het eiland.
Nog één laatste foto van het prachtige uitzicht, en toen werd het tijd om de terugreis naar de camping te aanvaarden.
Een paar dagen geleden maakte ik met mijn camera een rondje door de tuin, op zoek naar tuinvogels. Toen ik in de buurt van de krulhazelaar kwam, zag ik een piepklein vogeltje tussen de takken rondscharrelen. Al snel had ik in de gaten dat het een goudhaan moest zijn. Pas later ontdekte ik met behulp van ObsIdentify dat het zelfs een vuurgoudhaan was! Op de website van Vogelbescherming las ik wat het verschil is tussen deze twee soorten.
Het vogeltje was overigens helemaal niet schuw, toch was het een flinke uitdaging om het goed op de foto te krijgen. Vuurgoudhaantjes blijven zelden langer dan een paar seconden op dezelfde plek zitten. De foto’s zijn dan ook niet van topkwaliteit – voor mij draait het vooral om de waarneming. Ik was verrukt dat we dit bijzondere vogeltje in onze eigen tuin mochten begroeten!
In de zomervakantie maakten mijn man en ik een wandeling bij het Wad, nabij Paessens-Moddergat. We parkeerden onze auto vlakbij een lieflijk huisje dat als het ware tegen de Waddendijk aan lijkt geplakt.
We liepen langs de plek waar de wadlooptochten beginnen. Grappig om al die wadloopschoenen bij elkaar te zien – klaar voor een tocht door het slik van het Wad.
Eenmaal buitendijks kozen we voor een wandeling over de korte pier. Iedere keer opnieuw geniet ik van de weidsheid en de stilte van het lege noorden.
Op het slik foerageerde een paarse strandloper. Deze vogel dankt zijn naam aan het paarsbruine winterkleed. In de zomer is hij wat bruiner, met meer contrasterende zwarte en rossige tinten op de rugveren. De borst is dan fijner gestreept, en de karakteristieke paarsbruine glans verdwijnt grotendeels.
Vanaf het uiterste puntje van de pier wandelden we via de Peazemerlannen weer terug naar de Waddendijk. Dit buitendijkse natuurgebied, met zijn kwelders, slenken en zilte planten, vormt een prachtig overgangsgebied tussen land en Wad.
Toen we weer terugkwamen bij het Wadloopcentrum, vertrok net een nieuwe groep om het Wad te verkennen, onder leiding van de gids, herkenbaar aan zijn stok.
Het is weer gezellig in de tuin door de zichtbare aanwezigheid van vogels. Er zijn soorten die hier het hele jaar blijven – de standvogels. Na de broedtijd, tijdens de periode van rui, zijn ze stiller en laten ze zich minder zien. In de herfst komen vogels uit het hoge noorden om in ons land te overwinteren of om door te trekken naar het zuiden.
De waterschaal in de voortuin wordt weer dagelijks gebruikt om uit te drinken en in te badderen.
Mevrouw Merel leek te aarzelen voordat ze in bad ging. Misschien kwam dat omdat ze een toeschouwer had…
Een week eerder was ik bij Noordpolderzijl tijdens hoogtij, zie dit bericht. Toen besloot ik al dat ik dit haventje ook wilde bezoeken tijdens laagtij. Dan zou ik pas echt het verschil kunnen zien van een haven die volledig afhankelijk is van het getij voor het in- en uitvaren. Ik hield de getijdentabel goed in de gaten en vond een geschikt moment om opnieuw richting Noordpolderzijl te gaan.
Net als de vorige keer was het weer druk bij het restaurant het Zielhoes, een fijne plek om even bij te komen. Het riet op de oever was gemaaid, wat het uitzicht op het voormalige sluisje aanzienlijk verbeterde.
Vanaf de dijk had ik een prachtig uitzicht over het haventje, de kwelders en het Waddengebied. Het landschap kwam goed tot zijn recht door het lage waterpeil, waardoor de contouren van het gebied duidelijk zichtbaar werden. De combinatie van de uitgestrekte natuur en het terugtrekkende water gaf een helder beeld van de dynamiek van het getijdenlandschap.
Gelukkig lag de boot van vorige keer nog in de haven. Dat maakte in één oogopslag duidelijk hoe afhankelijk deze plek is van het tij: de drooggevallen boot kon geen kant op. Op de kwelder liepen een man en een vrouw, die even later pauzeerden om misschien in alle rust te genieten van het landschap.
Ik wandelde langs de meerpalen, die duidelijk tekenen van verwering begonnen te vertonen. Op één ervan had een kokmeeuw (in overgang van zomerkleed naar winterkleed) plaatsgenomen, alsof hij een moment van rust nam.
Vanaf het verste punt in de haven had ik uitzicht op Rottumeroog en Rottumerplaat. Met mijn telelens richtte ik me op de horizon, waar zich een bijzondere luchtweerspiegeling voordeed. Door dit optische fenomeen leken objecten als het ware in de lucht te zweven. In de verte ontwaarde ik een groep mensen, mogelijk wadlopers. Op deze website kun je meer lezen over wadlopen naar Rottumeroog. Ook vond ik een mooi filmpje dat deze unieke ervaring in beeld brengt.
Na een tijdje rondstruinen in de haven keerde ik terug naar de Waddendijk. Daar nam ik de tijd om nogmaals van het weidse uitzicht te genieten. In alle windrichtingen bood het landschap iets unieks. Naar het noorden het eindeloze Wad, naar het zuiden de karakteristieke Groningse landerijen, en overal de stilte en ruimte die zo kenmerkend zijn voor dit gebied.
Ook tijdens de herfstdagen vliegen er nog insecten bij de toverhazelaar, zoals deze zweefvlieg. De eerste twee foto’s maakte ik met mijn telefoon.
Vanuit de woonkamer hebben we zicht op de voortuin en op de bloeiende toverhazelaar in herfsttooi.
En als ik dan tussen de herfstbladeren van de toverhazelaar een pimpelmees en koolmees zie, dan vind ik dat extra genieten. Deze foto’s maakte ik vanuit de woonkamer.
Op een middag reed ik langs buurtschap Wetsens toen ik een vlag zag waarop stond dat de kerk in Wetsens geopend was. Ik besloot er een kijkje te nemen. Net zoals vele dorpen in Fryslân is Wetsens gebouwd op een terp. Ooit was dit zelfs de grootste terp van Fryslân. Bovenop de restanten van de terp staat de Sint Vituskerk, een monumentale romaanse kerk gebouwd in de 12e eeuw. Het gebouw is opgetrokken uit tufsteen, waarvan met name de noordmuur nog origineel is. De kerk is gewijd aan Sint Vitus, wat vermoedelijk duidt op Norbertijner invloed in de regio.
Sinds 2016 is de kerk eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken en wordt zij beheerd door een lokale vrijwilligerscommissie. De Sint-Vituskerk wordt niet langer wekelijks gebruikt voor erediensten, maar is uitgegroeid tot een culturele ontmoetingsplaats. In de zomer was er een expositie van Margreet Braaksma Loonstra. Zie deze website.
De vrijwilligster die die middag aanwezig was, noemde zichzelf een ‘import’. Ze had het drukke westen achter zich gelaten voor de ruimte en rust van Noord-Fryslân. Het is voor haar belangrijk om iets bij te dragen aan de kleine gemeenschap; op die manier, vertelde ze, wordt het ook makkelijker om nieuwe contacten te leggen en echt deel uit te maken van het dorpsleven.
Het voelde als een voorrecht om in alle rust door de kerk te dwalen. Voordat ik weer naar buiten stapte, besloot ik nog iets bij te dragen aan het behoud van dit bijzondere plekje. In het kleine verkooppunt bij de ingang kocht ik, ter ondersteuning van de kerk, twee flesjes Sint Vitusbier
Na mijn bezoek maakte ik nog een wandeling rond de kerk. Wat direct opviel, was de houten klokkenstoel die tegen de westgevel is geplaatst. De oorspronkelijke zadeldaktoren stortte in 1842 in en werd destijds vervangen door een driehoekig westdak met een aparte houten klokkenstoel.
Weer terug bij mijn vakantieverblijf besloot ik op internet wat meer informatie over de kerk op te zoeken. Tot mijn verrassing las ik dat op het kerkhof van de Sint Vituskerk een bekende Fries begraven ligt: de schrijver Rink van der Velde. Omdat ik toch in de buurt verbleef, ben ik op een later moment nog eens teruggegaan naar Wetsens om het graf van Rink van der Velde te bezoeken.
Rink van der Velde (1932-2001) was dé meest gelezen Friese schrijver in de tweede helft van de twintigste eeuw. In 1959 maakte hij zijn debuut in het Fries met een feuilleton, en sindsdien publiceerde hij meer dan 25 boeken: romans, novellen en misdaadverhalen en bijna altijd in de Friese taal. Zijn werk valt op door een scherpe maatschappijkritiek, een flinke dosis humor, en zijn liefde voor het Friese landschap en de Friese mensen; vaak portretteert hij types die onafhankelijk en eigenzinnig zijn. Lees meer over zijn leven op deze website.
Vanmiddag vloog er in onze voortuin een ontelbaar aantal insecten rond. Ze waren bijna voortdurend in beweging, waardoor het me aanvankelijk niet lukte om ze te fotograferen. Totdat ik in de klimhortensia meerdere spinnenwebben ontdekte met daarin de gevangen insecten. Dat was een gelukje: zo kon ik ze dan toch op de foto zetten. Daarvoor gebruikte ik de macrolens.
Het was wel een zoektocht voordat ik wist wat dit voor piepkleine insecten waren. Obsidentify gaf niet direct uitsluitsel, Via een foto op Perplexity kwam ik terecht op deze site die duidelijkheid bracht. Het blijkt te gaan om wollige bladluizen. Ik had ze wel in eerdere jaren zien rondvliegen, maar tot vandaag had ik me er niet in verdiept.
Gevleugelde vormen van bladluizen verschijnen in het voorjaar en najaar. Dit gebeurt wanneer bladluizen over langere afstanden verhuizen van de ene naar de andere waardplant. In het voorjaar vliegen ze uit om nieuwe zomerwaardplanten te koloniseren, terwijl in het najaar een terugkeer naar winterwaardplanten plaatsvindt voor voortplanting en overwintering. De bladluizen kunnen overigens niet goed vliegen, ze gebruiken luchtstromingen om zich te verplaatsen.
Bladluizen vallen onder de groep ‘plaagdieren’. Daar maken wij ons niet druk om. Gelukkig helpen de spinnen in onze tuin een handje mee: hun webben vangen een deel van de vliegende bladluizen weg.
Na mijn bezoek aan Kasteel Menkemaborg reed ik door de regenbuien terug richting de camping. Toen ik over de N361 reed en moest afremmen voor een rotonde, viel mijn blik op een toren in de verte. Het leek mij een uitkijktoren bedoeld voor het spotten van vogels. Ondanks het buiige weer besloot ik die kant op te rijden om het te verkennen.
Tot mijn grote verrassing bleek de toren geen vogelobservatietoren te zijn, maar een luchtwachttoren. Het bestaan van zulke torens had ik eerder geleerd van Jan tijdens onze fotokuiers in Gaasterland. Luchtwachttorens werden in de Koude Oorlog gebruikt voor luchtverdediging en zijn nu nog stille getuigen van een ander tijdperk…
In die periode kende ons land in totaal 276 uitkijkposten en luchtwachttorens die werden gebruikt om het luchtruim te bewaken tegen mogelijke vijandelijke vliegtuigen, vooral laagvliegende Russische toestellen. Van deze 276 posten waren er ongeveer 138 speciaal gebouwde betonnen raatbouwtorens, zoals deze luchtwachttoren.
Op het open platform van de torens keken luchtwachters met behulp van een kijker en op het gehoor uit naar vliegtuigen. Richting en afstand bepaalden ze met het luchtwachtinstrument. De luchtwachters waren mannelijke vrijwilligers uit de regio die opgeleid waren om vliegtuigen te herkennen aan de hand van silhouet en geluid. De luchtwachters meldden de gespotte vliegtuigen per telefoon aan het luchtwachtcentrum van luchtwachtgroep 7 in Groningen. Dat stond in verbinding met het landelijke militaire hoofdkwartier van de luchtverdediging in Driebergen. Daar werd beslist over inzetten van gevechtsvliegtuigen en luchtdoelartillerie en waarschuwen van de Bescherming bevolking (BB). Gelukkig kwam het niet zo ver, het bleef bij oefenen.
Al na twaalf jaar kwam aan het spotten van vliegtuigen vanaf de toren een einde. Steeds snellere vliegtuigen en verbeterde radar maakten het via oog en oor volgen van vliegtuigen nutteloos. In 1968 is het KLD opgeheven. Luchtwachttoren 7O1 (zeven Oooo één) verloor zijn militaire functie, maar bleef overeind.
Pek van Andel kocht in 1974 de toren voor 100 gulden met het idee om er te wonen en er een zelfvoorzienende woning van te maken. Nadat bleek dat dit niet haalbaar was, heeft hij zich ten doel gesteld om de toren te behouden voor de toekomst en heeft hierin samengewerkt met stichting Luchtwachttoren 7O1 Warfhuizen. De toren is in 2016 overgedragen aan Het Groninger Landschap.
De toren van ruim 15 meter hoog is nu één van de negentien nog bestaande luchtwachttorens in Nederland en vormt een opvallend landmark in het eeuwenoude wierdenlandschap. Het Groninger Landschap heeft bij de restauratie in 2017 verdwenen interieurdelen teruggebracht, zoals het luchtwachtinstrument en het meubilair in de schuilnis.
Naast de ingang stond een rij blikjes met tomatenketchup, raadselachtig. Waarom die daar stonden, heb ik niet kunnen achterhalen.
Hieronder zie je een video over de Luchtwachttoren van Het Groninger Landschap.
Na nog een laatste blik over het goudgele graan, met daarboven de dreigende lucht, stapte ik weer in de auto en vervolgde mijn weg naar de camping.
Op de website las ik dat de toren in de zomermaanden op zondagmiddag open is voor het publiek. Ik zou dus nog een keer terug kunnen gaan en dan op een zondagmiddag. Wordt vervolgd.