Boomkikkers

Een paar dagen voor onze gezamenlijke fotokuierdag opperde mijn fotomaatje, Jan om op zoek te gaan naar boomkikkers. Jan had een tip gekregen over een locatie waar we ze zouden kunnen vinden. En zo reden we op die bewuste dag naar een natuurgebied…

Eenmaal in het natuurgebied begonnen we op enige afstand van elkaar te zoeken. In het verleden had ik al meerdere keren urenlang gezocht naar boomkikkers en ze niet gevonden. Ook voor deze dag had ik er weinig fiducie in tot het moment dat ik Jan hoorde roepen: “Jetske, een boomkikker!” ik sprintte naar hem toe.

En warempel, tussen het groen zat een evenzo groen boomkikkertje. Deze groene kleur zonder vlekken of strepen is kenmerkend voor de boomkikker. Je oog moet er maar net op vallen. Alle eer aan mijn fotomaatje.

De structuur van de huid deed mij denken aan een sinaasappel. Aan zijn pootjes en vingers zitten zuignapachtige hechtschijfjes, waarmee hij in de takken klimt. De boomkikker is kleiner dan de gewone kikker. Ze zitten het liefst in het zonnetje op het blad van een braamstruik. 

Hij heeft een voorkeur voor een kleinschalig landschap, waar hij zich ophoudt in de struweelzone van bosranden, houtwallen en moerasgebieden. Voor de voortplanting dienen wateren met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie vlakbij te zijn.

Tussen de groene rug en lichte buik bevindt zich, op de flanken, een bruinzwarte band. Hij heeft oranje ogen met een horizontale pupil en een goed zichtbaar trommelvlies. En hij kan zijn kleur veranderen van lichtbruin tot donkergroen. Mannetjes hebben een hele grote kwaakblaas onder de kin, die alleen zichtbaar is als er gekwaakt wordt. De boomkikker kan 5 cm groot worden. Jonge boomkikkers hebben hetzelfde uiterlijk als volwassen dieren.

Terwijl Jan even verderop naast de auto zat bij te komen op een viskrukje maakte ik onderstaande foto.

Een eindje verderop vond ik nog een boomkikker. Deze boomkikker kreeg tot twee keer toe bezoek van een klein insect.

Terwijl ik de de boomkikker in bovenstaande tweeluik op de foto zette, zag ik pakweg 30 cm verderop iets bruins liggen. Het bleek een levendbarende hagedisje te zijn. Het opgerolde beestje was niet groter dan een forse regenworm.