‘Alle eendjes zwemmen in het water….’

Vorige week zaterdag ging ik met een groep fotografen naar een roofvogelshow. Eerlijk gezegd had ik van tevoren mijn bedenkingen. Zou ik dit wel leuk vinden? Het idee van vogels aan touwtjes, opgehokt in onnatuurlijke omstandigheden, sprak me niet bepaald aan. Maar mijn mede-fotograaf verzekerde me dat het hier anders aan toe zou gaan: de vogels zouden vrij vliegen in een natuurlijke setting – geen lijntjes, geen kooien, geen overdekte hokken. Dat stelde me gerust, en ik besloot het erop te wagen.

Ik kon met Cor meerijden, en dat vond ik wel prettig – het was vanaf ons toch zo’n anderhalf uur rijden. We kwamen een half uur te vroeg aan bij de locatie, en besloten nog een stukje verder te rijden om op een picknickplek ons broodje op te eten. We kwamen terecht bij een zogenaamd Celtic Field, waar een reconstructie van een boerderij uit de ijzertijd stond. Een onverwacht leuke bijkomstigheid was dat zich hier ook het geografisch middelpunt van Nederland bevond.

Uiteindelijk moesten we ons nog haasten om op tijd bij de locatie van de roofvogelshow te zijn. Daar werden we hartelijk ontvangen door de gastvrouw, die ons verwelkomde met koffie, thee en iets lekkers. Langzaam druppelden ook de andere fotografen binnen – sommigen waren zelfs helemaal uit België gekomen! Helaas regende het, maar dat mocht de pret niet drukken. Vanonder een afdak hadden we een mooi uitzicht op de naastgelegen vijver,

In de vijver zwommen zo’n veertien verschillende soorten eenden. Sommige soorten zie je wat vaker, terwijl andere juist vrij bijzonder zijn om tegen te komen. Dit zijn de soorten die ik heb gespot:

  • Smient
  • Mandarijneend
  • Nonnetje
  • Roodhalsgans
  • Brilduiker
  • Slobeend
  • Zaagbek
  • Witoogeend
  • Wilde eend
  • Pijlstaarteend
  • Bronskopeend
  • Eidereend
  • Kuifeend
  • Carolina-eend

Wordt vervolgd.

Damherten in het wild

Op een middag reed ik van Makkinga naar Oldeberkoop. In een weiland vlak langs de weg zag ik een grote groep damherten grazen. Ik had ze nog nooit eerder van zo dichtbij langs de weg gezien. Ik parkeerde mijn auto voorzichtig in de berm en maakte een fotoserie. Het weer was die dag wisselvallig, met af en toe buien, en dat is terug te zien op de foto’s.

In Friesland is er grote zorg over de overlast die damherten veroorzaken. Vooral in het gebied rond Katlijk en Oranjewoud levert hun aanwezigheid steeds vaker problemen op. De populatie is daar de afgelopen jaren sterk gegroeid, van ongeveer 600 dieren in het voorjaar van 2024 tot naar schatting 950 in het najaar van datzelfde jaar.

Eén van de grootste zorgen is de verkeersveiligheid. Damherten steken regelmatig onverwachts wegen over, vooral in de schemering en in de nachtelijke uren, wat leidt tot gevaarlijke situaties. In 2023 werden er in deze regio meer dan dertig aanrijdingen met damherten geregistreerd.

Naast het verkeer ondervinden ook natuur en landbouw de gevolgen van de groeiende damhertenpopulatie. De dieren veroorzaken aanzienlijke schade door het eten van jonge bomen, struiken en landbouwgewassen. Boeren klagen over vernielde percelen en ook tuineigenaren zien hun planten verdwijnen.

Ook ecologisch gezien zijn er zorgen. Door hun voorkeur voor bepaalde planten kunnen damherten de natuurlijke balans in een gebied verstoren. Overbegrazing leidt ertoe dat sommige plantensoorten verdwijnen, terwijl andere juist dominanter worden. Dit heeft een negatief effect op de biodiversiteit, omdat het ecosysteem in onbalans raakt. Waar de aanwezigheid van damherten ooit als bijzonder werd gezien, groeit nu de roep om beheersmaatregelen om verdere schade te voorkomen.

Het plan was om jaarlijks ongeveer 200 dieren te doden, met als doel de populatie terug te brengen naar een beheersbaar aantal. Echter, in februari 2025 oordeelde de rechtbank dat de provincie onvoldoende had gemotiveerd waarom de populatie verkleind zou moeten worden, waardoor het afschot voorlopig niet doorgaat. Totdat er een definitieve uitspraak is over de bezwaren tegen het afschot, blijft de situatie ongewijzigd. De provincie wacht op de uitspraak van de bezwaarschriftencommissie, die gepland staat voor 17 juni 2025.

Zanglijster

In de vroege ochtend, tijdens een wandeling door het Woldlakebos, werd ik bij de eerste bocht verwelkomd door het gezang van een rietzanger. Zolang als ik daar was heeft de rietzanger uit volle borst gezongen. Ik heb hem meerdere keren zien opvliegen, waarna hij steeds weer in dezelfde struik neerstreek. Helaas is het me niet gelukt om hem vast te leggen op beeld.

Even verderop hoorde ik hoog uit de boomtoppen het gezang van een zanglijster. Dat het inderdaad een zanglijster was, werd bevestigd door de Merlin-app. Ook deze vogel laat zich altijd prachtig horen, maar laat zich niet vaak zien.

Ik had echter geluk: de zanglijster zat op een dode tak. Weliswaar hoog in de boom, maar toch goed zichtbaar. Zo kon ik deze fanatieke zanger mooi fotograferen.

Op de tweede foto zijn vaag de contouren van een libel te zien, en op de derde valt er zelfs een poepje naar beneden, een onverwacht, maar grappig detail.

Kasteel Ruurlo, Carel Willink en kattenkunst

Tijdens ons weekend in de Achterhoek brachten we een bezoek aan Kasteel Ruurlo.

Kasteel Ruurlo werd voor het eerst genoemd in 1326. Vanaf de 15e eeuw was het vijf eeuwen lang in bezit van de adellijke familie Van Heeckeren, die het kasteel meerdere keren verbouwde. Het huidige uiterlijk stamt grotendeels uit de 16e en 17e eeuw. In de 19e eeuw werd rondom het kasteel een Engelse landschapstuin aangelegd, ontworpen door bekende landschapsarchitecten zoals J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher. Na een periode als gemeentehuis van Ruurlo, werd het kasteel in 2013 gekocht door Hans Melchers, die het liet restaureren.

Sinds 2017 huisvest het kasteel een dependance van Museum MORE, met een permanente tentoonstelling gewijd aan het werk van de schilder Carel Willink.

Statig, raadselachtig, elegant en de wereld op een afstand, Carel Willink (1900-1983) is de koele grootmeester van het neorealisme. Vanaf zijn dertigste groeide zijn reputatie als weergaloos schilder van monumentale, architectonische decors en onheilspellende luchtlandschappen. Zo staat er geschreven op deze site.

Naast de permanente tentoonstelling van het werk van Carel Willink zijn er ook wisseltentoonstellingen te zien. Van 9 maart tot en met 29 juni is dat Katten in de hedendaagse kunst. Je kunt er over lezen op deze website. Op mijn weblog vind je een kleine selectie uit deze bijzondere kunstverzameling.

Na onze rondgang langs de kunstwerken maakten we een wandeling rondom het kasteel. Het was een stralende voorjaarsdag – perfect om even buiten te genieten. We sloten ons bezoek af met iets lekkers op het terras van de Oranjerie.

Aan het Wad bij Peazens-Moddergat, deel 2

Een tijdje geleden gingen Jan en ik weer eens op pad naar Het Wad bij Peazens-Moddergat. We komen daar wel vaker samen; het is een plek die ons allebei steeds weer trekt. Maar deze keer hadden we een bijzonder doel: we wilden helemaal naar het uiterste puntje van de lange pier. Voor mij was die tocht niet nieuw – afgelopen zomer heb ik dit punt al een paar keer bereikt. Maar voor Jan was het de eerste keer. Tot voor kort was die afstand voor hem simpelweg te groot. Nu hij echter een elektrische rolstoel heeft, leek het haalbaar. Het zou een nieuwe stap zijn in onze gezamenlijke tochten – letterlijk en figuurlijk. Vandaag publiceer ik het tweede deel van ons avontuur.

We wandelden en rolden gestaag verder richting het einde van de strekdam. Het was prachtig weer: een zacht briesje en een heldere lucht maakten het uitzicht over het Wad indrukwekkend. Onderweg namen we de tijd om te genieten van de rust en de natuur. Op het Wad foerageerden veel vogels. De meeste bleven op afstand, maar deze tureluur stond mooi binnen het bereik van mijn telelens.

In de verte zag ik de veerboot van Lauwersoog naar Schiermonnikoog varen. Toen ik de foto’s op het scherm bekeek, dacht ik dat ze mislukt waren – het beeld was wazig en vervormd. Wat ik op dat moment nog niet wist, was dat dit werd veroorzaakt door luchtspiegeling, ook wel een fata morgana genoemd. De veerboot lijkt te zweven boven het Wad. Jan legt dit verschijnsel mooi uit in dit bericht.

Op het verste punt van de strekdam namen we een pauze en genoten we van onze lunch. Terwijl we even uitrustten, keken we om ons heen – en vooral achterom. Pas toen zagen we goed hoe ver we gekomen waren. De lange weg over de dam lag achter ons, en Paezens-Moddergat was ver weg. Het was een moment van voldoening.

Op de terugweg wees ik Jan op een lepelaar die in het ondiepe water stond te foerageren. We bleven even staan en kwamen al fotograferend langzaam dichterbij. De dikke afhangende kuif en de oranjegele borstvlek zijn kenmerkend voor het broedkleed. De wind speelde mooi met de veren van de lepelaar.

Toen we iets te dichtbij kwamen, koos de lepelaar het luchtruim. Met krachtige vleugels steeg hij op en vloog in een wijde boog langs ons heen, richting de verre kwelders. Even later was hij slechts een witte stip tegen de horizon.

We namen nog even de tijd om uit te kijken over de gebarsten waddenklei. Voor ons zat de tocht over de strekdam erop. Terwijl wij teruggingen, passeerden we drie mannen die juist aan hun avontuur begonnen: een wadlooptocht onder begeleiding van een gids. Die was duidelijk te herkennen aan de stok waarmee hij het terrein verkende.

Aan het Wad bij Peazens-Moddergat

Een tijdje geleden gingen Jan en ik weer eens op pad naar Het Wad bij Peazens-Moddergat. We zijn daar al vaker samen geweest, maar deze keer hadden we een speciaal doel: we wilden helemaal naar het uiterste puntje van de lange pier. Ik ben daar afgelopen zomer een paar keer geweest, maar voor Jan zou het de eerste keer zijn. Tot voor kort was die afstand voor hem simpelweg te groot, maar met zijn elektrische rolstoel moest het nu te doen zijn. Toch bleef het even spannend, zouden we onderweg onoverkomelijke obstakels tegenkomen?

Het Wad heeft mijn hart gestolen. Die eindeloze horizon, waar lucht en water naadloos in elkaar over lijken te gaan, geeft me een gevoel van vrijheid. En dan die typische Wadgeur… zilt en aards, alsof je de natuur zelf ruikt.

Tussen de weilandjes van klei stond een tureluur rustig te foerageren. Het was een mooi moment, maar helaas had de vogel ons ook in de gaten. In plaats van snel weg te vliegen, bleef hij lange tijd stilstaan, bijna als een stille observator. Hij leek zich bewust van het feit dat zijn kleur zo goed opging in het landschap dat we hem bijna niet zouden zien. Alleen de feloranje kleur van zijn poten en snavel staken af tegen de aardse tinten van de klei.

We vervolgden onze weg over de strekdam. Plotseling verscheen een vlucht bergeenden aan de horizon. Wat ik bijzonder vond, was hoe ze vaag weerspiegeld werden in het dunne laagje water op het Wad.

Verdere waarnemingen die ik kon vastleggen waren een scholekster lopend op het Wad en een scholekster in vlucht. Even later vloog een kluut voorbij. En weer wat later kwam er een grote groep bontbekplevieren in vlucht langs. Verderop stonden twee rotganzen rustig te foerageren.

Wordt vervolgd.

‘s Morgens vroeg in het Woldlakebos

Op een vroege ochtend bezocht ik het Woldlakebos met als doel uitsluipende libellen te zien en te fotograferen. Vooral in het voorjaar en de vroege zomer is het Woldlakebos een uitstekende plek om uitsluipende libellen te observeren — het moment waarop ze hun larvenhuid verlaten en transformeren tot volwassen insecten.

Hoewel de naam anders doet vermoeden, is het Woldlakebos geen dichtbegroeid bos, maar een moerasbos (ook wel broekbos genoemd) met veel sloten en natte plekken. In combinatie met de brede paden, die in de zon snel opwarmen is het een ideaal leefgebied voor vlinders en libellen.

Toen ik arriveerde, was het nog zo vroeg dat er nog dauwdruppels aanwezig waren. Als eerste trof ik een groepje waterjuffers aan, die niet konden vliegen omdat ze eerst moesten wachten totdat de dauwdruppels waren verdwenen. Even verderop ontdekte ik een viervlek, een libel die nog volledig bedekt was met glinsterende dauwdruppels. Bij nadere beschouwing bleek deze viervlek één van zijn vier vleugels te missen.

Door goed te speuren tussen het hoge gras ontdekte ik allerlei insecten. Op de eerste foto zijn parende langpootmuggen te zien. De tweede foto toont een rups van de rietvink, een nachtvlindersoort die in moerassige gebieden voorkomt. Op de derde foto hangt een spinsteltmug — een soort waar ik nog niet eerder van had gehoord. Tot slot is op de laatste foto een strekspin vastgelegd in zijn web. Deze soort kwam ik die ochtend meerdere keren tegen.

Op dit vroege tijdstip vlogen er nog niet veel libellen rond. De soort die ik het meest waarnam was de smaragdlibel, herkenbaar aan zijn glanzende, groenige lijf. Aan een grasstengel hing een vroege glazenmaker, vermoedelijk een vers uitgeslopen exemplaar gezien zijn frisse kleuren en tere vleugels. Ondanks intensief speuren heb ik geen libellen aangetroffen die op dat moment daadwerkelijk aan het uitsluipen waren. Wel zag ik op meerdere plekken de achtergebleven larvehuidjes — stille getuigen van het uitsluipproces dat eerder had plaatsgevonden.

Hoe dan ook, ik heb er volop van genoten en kon op deze manier mijn werkdag op een fijne manier beginnen. Ik ga zeker nog een keer terug, in de hoop dan wél uitsluipende libellen te treffen.

IJsvogels

De fotosessie in Diependal sluit ik af met een serie van mijn favoriete vogel: de ijsvogel.
Op de overzichtsfoto hieronder zie je rechtsonder de betaalde kijkhut. Iets verder naar links, op de uitstekende tak boven het water, zit de ijsvogel

Op het onderstaande tweeluik zie je het vrouwtje met een vis in haar snavel, terwijl het mannetje naar het water duikt om zich schoon te spoelen. Volgens de vogelaar naast me doen ijsvogels dit telkens nadat ze het nest hebben verlaten om zo het zand van hun verenkleed te verwijderen.

Voor deze twee foto’s heb ik het achterliggende water in Photoshop bewerkt. Door het uitblijven van regen was het wateroppervlak volledig bedekt met algen, pluisjes en allerlei ander drijvend materiaal. Om de aandacht op de vogels te houden, heb ik het beeld opgeschoond.

Het vrouwtje bleef nog even zitten voordat ze met het visje naar het nest vloog om haar jongen te voeden. Ze had het visje al in de juiste positie gebracht – met de kop naar voren – zodat de jongen het gemakkelijk konden doorslikken.

Even later vloog het mannetje naar een andere tak, waar hij geruime tijd bleef zitten. Hij leek alle tijd van de wereld te hebben. Op zijn gemak keek hij om zich heen en poetste zijn verenkleed.

Tot slot maakte ik nog een serie van de ijsvogels terwijl ze op de tak vlak voor hun nest zaten.

Het zal geen verrassing zijn dat ik hier intens van heb genoten – zulke momenten maken een fotosessie als deze echt onvergetelijk.

Een grote zilverreiger in broedkleed en wilde zwanen

Vanuit de kijkhut in Diependal heb je zicht in zes richtingen. Door één van die vensters keek ik uit op de grootste plas, met in het midden een eilandje. Daar stond een grote zilverreiger.

Een van de aanwezige vogelaars vertelde me dat de vogel in broedkleed was. Iets wat ik zelf nog nooit bewust had gezien. In deze korte periode ondergaat de grote zilverreiger namelijk opvallende veranderingen: de poten kleuren rood, de snavel wordt diepzwart, en de teugel — het stukje tussen snavelbasis en oog — kleurt felgroen. Daarnaast draagt hij prachtige lange sierveren op borst en vleugels.

Het is precies op zulke momenten dat je blij bent met de kennis van een ervaren vogelaar. Want je ziet ineens veel meer dan je dacht. Zo leer je steeds bij en dat maakt vogelspotten voor mij elke keer weer leuker.

Even later werd ik gewezen op twee wilde zwanen die in vlucht over kwamen. Niet veel daarna zwom er één door het water, recht mijn blikveld in. Terwijl hij rustig voortbewoog, leek hij zich ook meteen te wassen: af en toe dook hij met zijn kop net onder de waterspiegel.

Een knobbelzwaan herken ik meteen, die is niet te missen met zijn opvallende oranje snavel en zwarte knobbel. Maar het onderscheid tussen een wilde zwaan en een kleine zwaan vind ik een stuk lastiger. Gelukkig biedt deze website een duidelijke uitleg over de verschillen.

Toen de wilde zwaan bij het eiland aankwam, zette hij zijn wasbeurt serieus voort. Telkens doopte hij zijn kop en snavel in het water, om vervolgens met zorg langs zijn verenkleed te strijken.

Na zijn uitgebreide wasbeurt spreidde de wilde zwaan zijn vleugels en stapte statig richting de grote zilverreiger, die daar in alle rust stond. Die had weinig keus en deed verstandig een aantal stappen opzij. Zo’n zwaan heeft toch wat meer volume en oogt simpelweg imposanter. Ook het mannetje wilde eend vond het kennelijk wijzer om een paar meter opzij te schuiven.

Nu zijn rust toch verstoord was, besloot de grote zilverreiger weer te gaan vissen. Behendig en geconcentreerd sloeg hij toe, telkens met een korte, snelle beweging van zijn snavel. En met succes – al snel scoorde hij meerdere kleine visjes.

Een kraanvogel in Diependal

Gisteren schreef ik over de 165 meter lange tunnel die toegang geeft tot de kijkhut in Diependal. Daarbij noemde ik mijn lichte claustrofobie. Maar wat voor mij echter nog belangrijker is, is de wetenschap dat er in geval van nood – zoals brand – een vluchtweg is en dat ik weet waar die zich bevindt. En precies dát is het heikele punt bij deze kijkhut: zodra je binnen bent, is er nog maar één uitweg – dezelfde lange tunnel waardoor je naar binnen kwam.

Onlangs reageerde Cor voor het eerst op een aantal berichten op mijn weblog. Nieuwsgierig geworden, las ik daarop ook enkele stukken op zijn eigen weblog. Daar stuitte ik op een interessant bericht over de kijkhut in Diependal:

“Bij mijn eerste bezoek valt het me op dat er een buitentrap is geplaatst. In geval van calamiteiten is dat zeker geen overbodige luxe, aangezien een lange tunnel de enige toegangsweg is. Om de drempel voor misbruik te verhogen hangt de sleutel van de nooddeur naar de vluchtweg in een brandkastje, waarvan het ruitje in voorkomende gevallen moet worden stukgeslagen.”

Dat is goed nieuws! Toch moet ik eerlijk bekennen dat ik bij mijn bezoek vorige week geen nooddeur heb gezien. Misschien heb ik er overheen gekeken, of is hij minder zichtbaar dan ik had verwacht. Hoe dan ook: fijn om te weten dat er in elk geval wél een vluchtroute is.

Zoals ik eerder schreef, waren er veel bezoekers in de kijkhut. Naar zes kanten hielden twaalf mensen de omgeving in de gaten. Dat is voordeel want op die manier wordt er bijna geen waarneming gemist. En zo kwam het dat een van de aanwezigen zei dat er een kraanvogel werd gespot. De man was daarbij ook zo vriendelijk om ruimte te maken voor mij zodat ik er foto’s van kon maken. De kraanvogel foerageerde op de plek van de rode pijl. Ver weg dus.

De kraanvogel stapte in alle rust langs de oever, op zoek naar voedsel. Ook al was hij ver weg, het was een mooi moment om mee te maken.