Aan het Wad bij Peazens-Moddergat, deel 2

Een tijdje geleden gingen Jan en ik weer eens op pad naar Het Wad bij Peazens-Moddergat. We komen daar wel vaker samen; het is een plek die ons allebei steeds weer trekt. Maar deze keer hadden we een bijzonder doel: we wilden helemaal naar het uiterste puntje van de lange pier. Voor mij was die tocht niet nieuw – afgelopen zomer heb ik dit punt al een paar keer bereikt. Maar voor Jan was het de eerste keer. Tot voor kort was die afstand voor hem simpelweg te groot. Nu hij echter een elektrische rolstoel heeft, leek het haalbaar. Het zou een nieuwe stap zijn in onze gezamenlijke tochten – letterlijk en figuurlijk. Vandaag publiceer ik het tweede deel van ons avontuur.

We wandelden en rolden gestaag verder richting het einde van de strekdam. Het was prachtig weer: een zacht briesje en een heldere lucht maakten het uitzicht over het Wad indrukwekkend. Onderweg namen we de tijd om te genieten van de rust en de natuur. Op het Wad foerageerden veel vogels. De meeste bleven op afstand, maar deze tureluur stond mooi binnen het bereik van mijn telelens.

In de verte zag ik de veerboot van Lauwersoog naar Schiermonnikoog varen. Toen ik de foto’s op het scherm bekeek, dacht ik dat ze mislukt waren – het beeld was wazig en vervormd. Wat ik op dat moment nog niet wist, was dat dit werd veroorzaakt door luchtspiegeling, ook wel een fata morgana genoemd. De veerboot lijkt te zweven boven het Wad. Jan legt dit verschijnsel mooi uit in dit bericht.

Op het verste punt van de strekdam namen we een pauze en genoten we van onze lunch. Terwijl we even uitrustten, keken we om ons heen – en vooral achterom. Pas toen zagen we goed hoe ver we gekomen waren. De lange weg over de dam lag achter ons, en Paezens-Moddergat was ver weg. Het was een moment van voldoening.

Op de terugweg wees ik Jan op een lepelaar die in het ondiepe water stond te foerageren. We bleven even staan en kwamen al fotograferend langzaam dichterbij. De dikke afhangende kuif en de oranjegele borstvlek zijn kenmerkend voor het broedkleed. De wind speelde mooi met de veren van de lepelaar.

Toen we iets te dichtbij kwamen, koos de lepelaar het luchtruim. Met krachtige vleugels steeg hij op en vloog in een wijde boog langs ons heen, richting de verre kwelders. Even later was hij slechts een witte stip tegen de horizon.

We namen nog even de tijd om uit te kijken over de gebarsten waddenklei. Voor ons zat de tocht over de strekdam erop. Terwijl wij teruggingen, passeerden we drie mannen die juist aan hun avontuur begonnen: een wadlooptocht onder begeleiding van een gids. Die was duidelijk te herkennen aan de stok waarmee hij het terrein verkende.