Dreigende luchten op Texel

Tijdens ons verblijf op Texel hadden we over het algemeen prima weer. Vooral tussen de buien door braken regelmatig mooie opklaringen door. Voor een fotograaf zijn juist die momenten, wanneer de buien overtrekken en het licht voortdurend verandert, geweldig om vast te leggen.

Ik reed richting de Waddenzee en wandelde naar de IJzeren Kaap, waar de lucht zich van haar meest dreigende kant liet zien. Terwijl ik fotografeerde, zag ik de bui snel dichterbij komen. Dat was het moment om verstandig te zijn en terug te gaan naar de auto.

Langs de Waddendijk reed ik verder noordwaarts. Bij het Lancastermonument maakte ik mijn volgende stop. Ik nam de tijd om een serie foto’s van het monument te maken, totdat de bui uiteindelijk losbarstte.

Tijdens de bui reed ik verder naar het noorden. Ter hoogte van de molen maakte ik de onderstaande fotoserie, zowel binnendijks als buitendijks.

Vervenershuisjes aan de Hoogeweg

Vorige week was ik met Jan op pad. Vanaf de Baars reden we richting de Hoogeweg, waar we even stopten om een aantal vervenershuisjes te fotograferen. Deze huisjes vormden vroeger het onderkomen van turfstekers (veenarbeiders) en hun gezinnen. Turf was eeuwenlang een belangrijke brandstof in Nederland.

Een vervenershuisje was meestal in tweeën verdeeld. Voorin bevond zich het woongedeelte, met een kleine woonkamer, een fornuis of kachel, wat opbergruimte en bedsteden. Het achterste deel diende als stal voor enkele dieren en als opslagplek voor voer en gereedschap. Het was niet ongewoon dat er tot wel acht personen in zo’n huisje woonden.

Het had de nacht ervoor gevroren, waardoor er een dun laagje ijs op de sloten lag.

Het vervenershuis op de foto’s is een luxere variant, flink uitgebouwd ten opzichte van de eenvoudige huisjes van vroeger. Het staat daar prachtig, omringd door sloten en petgaten.

Kramsvogel en merel snoepen van de appels

Op dit moment is het een waar vogelparadijs in onze tuin! Er valt voor hen genoeg te halen.

In de tuin staat onder het raam van de woonkamer een struik met bessen. Het is mooi om te zien hoe de merels zich te goed doen aan de vruchten. Regelmatig zie je de struik bewegen, terwijl ze driftig op zoek zijn naar de rijpste bessen.

Dit weekend had ik het geluk een kramsvogel in onze appelboom te zien landen. Een mooie en bijzondere waarneming, aangezien kramsvogels geen alledaags verschijnsel zijn in onze tuin. Het maakte het moment extra leuk omdat ik het met onze zoon, de ecoloog kon delen die een weekend thuis was.

Veel kramsvogels uit Noord- en Oost-Europa migreren in de winter naar Nederland. Sommige blijven hier, terwijl anderen verder zuidwaarts trekken. Gedurende het voorjaar en de zomer voedt de kramsvogel zich voornamelijk met insecten, wormen, slakken en andere kleine ongewervelden die hij op de grond vindt. In de herfst en winter verandert zijn dieet: dan schakelt hij over op bessen en gevallen fruit, waarbij hij vaak hele struiken in korte tijd leegplukt, vooral als het fruit al een beetje begint te rotten.

Deze kramsvogel had duidelijk de laatste appeltjes die nog aan de boom hangen op het oog. Hij moest er wel wat capriolen voor uithalen om erbij te kunnen. De foto’s zijn gemaakt op een grijze dag, door het raam, wat de kwaliteit helaas niet ten goede kwam. Desondanks ben ik blij met deze waarneming.

De merel is een vaste gast in onze tuin en ook die weet de laatste appeltjes te waarderen.

Reuzen op de Baars

Vorige week vrijdag ging ik samen met mijn fotomaatje op stap. Deze keer was de uitvalsbasis in de Kop van Overijssel. We konden voor die dag niet een specifiek doel bedenken, maar ervaring leert dat we onderweg altijd wel plekjes tegenkomen die fotowaardig zijn.

Onze eerste stop was het buurtschap de Baars. Daar vroeg Jan of we even konden stoppen, want aan de bosrand stonden reusachtige dennenbomen die zijn aandacht trokken.

Het voorste deel van het bos was gekapt, en de grond lag bezaaid met stronken en takken met soms bijzondere vormen. De zwammen en insecten nemen deze restanten langzaam in beslag. Het zal niet lang duren voordat ook deze sporen verdwenen zijn. Hier en daar stond nog een boompje met herfstbladeren. En zo te zien was dit een goed voedingsbodem voor de varens.

Terwijl Jan dichter bij de auto bleef, baande ik me voorzichtig een weg tussen de stammen en takken door naar de reuzen, om ze van onderaf vast te leggen. Op zo’n moment voelde ik mij heel nietig tussen de enorme bomen.

Van de Baars reden we door naar De Weerribben, maar daarover later meer.

Wandeling door De Muy op Texel

Tijdens onze vakantie op Texel maakte ik een wandeling door De Muy, een rustig en bijzonder duingebied tussen De Koog en De Slufter. Deze keer begon ik mijn tocht aan de kant van De Koog.

In dit landschap staat een schapenboet die al van verre opvalt. Ik zoomde in op deze karakteristieke Texelse schapenboet.

Het landschap van De Muy bestaat uit hoge duinen, een langgerekte vlakte, weilanden en een duinmeer dat is ontstaan door stuifdijken. Het gebied ademt stilte en ongereptheid en is daardoor ideaal voor wandelaars en natuurliefhebbers die de drukte willen vermijden. De Muy staat bekend om zijn rijke flora en fauna: bijzondere planten zoals orchideeën en guichelheil groeien er, terwijl vogels als de nachtegaal, blauwborst en velduil er hun leefgebied vinden. Het meest opvallend is de aanwezigheid van de oudste lepelaarkolonie van het Waddengebied, die het gebied een unieke waarde geeft. Staatsbosbeheer beheert De Muy en laat onder andere Galloway-runderen grazen om het landschap open te houden.

Na een tijdje op het bankje van het uitzicht te hebben genoten, wandelde ik terug richting de auto. In de verte zag ik een groep spreeuwen badderen. Pas later, achter de computer, ontdekte ik dat er ook een aantal kramsvogels tussen zaten. Die leken echter geen liefhebbers van een verfrissend bad.

Oeverpieper en andere vogels op het Wad

Ik neem jullie nog een keer mee naar het Haventje van Sil op Texel.

Het verhaal over dit haventje vertelde ik in dit bericht.

Ik nam plaats op de bank aan het einde van de grote pier. Daar trokken o.a. de volgende vogels aan mij voorbij: tureluurs, een rosse grutto’s en bonte strandlopers.

Plotseling zag ik tussen de stenen en paaltjes voor me een vogeltje scharrelen. Ter plekke kon ik het niet op naam brengen, maar thuis zou dat met behulp van ObsIdentify vast goed komen.

Even later kwam er een groep vogelaars aangelopen, begeleid door een gids. De gids vertelde ons dat de vogel die we zagen een oeverpieper was. Naast deze soort kennen we ook de waterpieper, die in ons land overwintert. Zowel de waterpieper als de oeverpieper zijn vrij algemene wintergasten in Nederland en België. De oeverpieper broedt in het noorden, met name in Engeland en Scandinavië, terwijl de waterpieper juist in zuidelijkere berggebieden van Midden-Europa voorkomt. Het onderscheid tussen de twee soorten is overigens niet eenvoudig te maken; ze lijken sterk op elkaar, aldus deze website.

Geen Pallas’ boszanger, maar een duinfranjehoed

En opnieuw sloeg het hart van menig vogelaar sneller, want er was een melding binnengekomen van de zeldzame Pallas’ boszanger op Texel.

De Pallas’ boszanger is een piepkleine, zeldzame zangvogel die vooral in Siberië broedt en in Zuidoost-Azië overwintert. In Nederland verschijnt hij slechts sporadisch als dwaalgast, meestal in de herfst. Het is net zo klein als de goudhaan en ook net zo snel. zeer beweeglijk en rusteloos, schiet snel door het bladerdak. Daardoor lastig te zien en vaak verward met de bladkoning. De soort werd in 1811 beschreven door de Pruisische natuuronderzoeker Peter Simon Pallas. Zowel de Nederlandse als Engelse naam verwijzen naar hem.

Het was moeilijk te raden waar de Pallas’ boszanger zich ophield. Een grote groep vogelaars stond naast het gebouw van de KNRM aandachtig naar het struikgewas te turen. Ik voegde me tussen hen, terwijl mijn man intussen een strandwandeling maakte.

Na een halfuurtje hield ik het voor gezien. De Pallas’ boszanger liet zich nog steeds niet zien, dus besloot ik de groep achter me te laten en naar het strand te wandelen. De veerdienst naar Vlieland was vanwege einde seizoen uit de vaart. Ik genoot van de wandeling over het strand. Al snel kwam ik mijn man tegen en wandelden we samen verder.

Toen we terug wandelden naar het pad tussen de duinen, viel mijn oog op een paddenstoel die onderaan de duin in het zand stond, bedekt met een laagje zand op de hoed. Op de linkerfoto heb ik het plekje gemarkeerd met een rood pijltje. Volgens Obsidentify zou het mogelijk de duinfranjehoed kunnen zijn. Maar wie het weet mag het zeggen. De duinfranjehoed is een kleine paddenstoel die vooral in de Nederlandse duinen voorkomt, vaak tussen het helmgras.

Op de parkeerplaats trof ik een mooie spreuk aan. Voordat we in de auto stapten richtte ik mijn camera op de vuurtoren en het omliggende landschap.

Met de drone bij Alde Ie

Vanaf de Opsterlandse Compagnonsvaart reden Jan en ik naar de Alde Ie bij Gorredijk. Het open landschap wordt hier bepaald door uitgestrekte weilanden, vele sloten en traditionele houten hekwerken. De weilanden aan weerszijden van de Alde Ie zijn ingericht als plasdrasgebied, speciaal aangelegd voor weidevogels. In de watergangen weerspiegelden de wolkenluchten, wat het gebied een bijzondere rust en ruimtelijkheid gaf.

Het klinkerweggetje dat door de Alde Ie loopt, is sinds 2012 afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer. Deze maatregel werd destijds genomen vanwege de slechte staat van het weggetje en om de kwetsbare natuur te beschermen. Terwijl we daar stonden, kon ik me echter niet aan de indruk onttrekken dat het weggetje nog wel eens als sluiproute wordt gebruikt.

We parkeerden de auto aan het begin van de afgesloten weg. Bij een bankje gaf Jan een tweede demonstratie van de drone. Hij liet het toestel opstijgen vanaf de weg. Zittend op het bankje richtte hij zijn aandacht op het schermpje. Terwijl Jan de drone door het gebied stuurde, wandelde ik een stukje verder. Er gebeurde niet veel bijzonders, al maakten de grote groepen ganzen die in de weilanden neerstreken het landschap toch levendig.

Een tijdje was de drone volledig uit beeld en op grote hoogte zelfs niet meer te horen. Nadat Jan het gebied naar meerdere kanten had verkend, liet hij het toestel weer dalen en terugkeren in onze richting. Even later landde de drone keurig op precies dezelfde plek als waar hij was opgestegen. Dat doet het apparaat overigens automatisch, dus die laatste precisie is niet zozeer aan de piloot te danken. 😉

Het was inmiddels al later in de middag en voor ons tijd om terug te keren naar Aafje en de koffie. Ik sluit deze serie af met een foto van bloeiend koolzaad en een foto van ragfijne draden tussen de herfstbladeren.

Diverse soorten eenden bij Haventje van Sil

Eerder op de dag waren mijn man en ik samen bij het Haventje van Sil; toen was het nog vloed. Later op de dag besloot ik bij eb nog eens terug te gaan, in de hoop andere vogels te zien, misschien zelfs wat dichterbij terwijl ze foerageerden. Samen met de twee onbekende dames nam ik plaats op het bankje aan het uiteinde van de pier. In stilte genoten we van het uitzicht en de ontelbare vogels op het Wad.

Door een reactie van Pedro kwam ik op het idee om hier te vertellen waarom deze haven het Haventje van Sil wordt genoemd. De haven is vernoemd naar Sil Boon, de schipper van De Vriendschap, de boot die jarenlang tussen Texel en Vlieland voer.

De oorspronkelijke haven van Cocksdorp werd ooit aangelegd voor de aanvoer van bouwmateriaal. Nadat de polder van Eierland was drooggevallen, kreeg de haven een nieuwe functie: die van thuishaven van de postboot naar het Posthuys. Toen deze dienst stopte, raakte de haven langzaam in verval. In de jaren tachtig en negentig knapte strandjutter en reder Sil Boon de noordelijke aanlegsteiger weer op. Zo kreeg de haven zijn naam én een tweede leven.

Wat ik al had gehoopt, gebeurde: een grote groep smienten kwam al foeragerend steeds dichterbij.

Ze deden zich tegoed aan de rijkgevulde dis, met zeewier als hoofdgerecht.

Tussen de smienten foerageerden de wilde eend en de wintertaling.

Een smient en een groep bergeenden in vlucht.

Langs de Opsterlandse Compagnonsvaart

Jan stelde voor om een ritje langs de Opsterlandse Compagnonsvaart te maken, omdat we daar vast prachtige weerspiegelingen zouden kunnen vastleggen. En inderdaad: even later vonden we op meerdere plekken schitterende reflecties van mooie optrekjes, omringd door warme herfstkleuren.

De Opsterlandse Compagnonsvaart werd vanaf 1630 aangelegd voor het vervoer van turf uit de Friese veengebieden. Het was een grootschalig project van maar liefst 34 kilometer, dat bijna twee eeuwen vergde om volledig te voltooien. Tegenwoordig heeft de vaart vooral een recreatieve functie en vormt ze een sfeervol onderdeel van de Turfroute.

Dwars op de Compagnonsvaart liggen diverse kleinere kanalen, wat op Google Maps mooi te zien is. Bij elk kanaal staat een naambordje, zoals bij de Limoeiswyk. De naam eindigt op wyk: een wyk is een klein zijkanaal dat vanuit een hoofdvaart werd aangelegd om turf af te voeren. Deze dwarskanalen zijn met een duiker verbonden aan de hoofdvaart en daardoor niet per boot bereikbaar.

Tijdens de Turfroute kom je negen sluizen tegen, die ieder voor zich een relatief klein verval hebben van 0,8 tot 1,5 meter. Wij maakten een tussenstop bij het Wijnjeterpverlaat, waar het verval 1,17 meter bedraagt. Opmerkelijk is dat deze sluis nog steeds handmatig wordt bediend – een zeldzaamheid in een tijd waarin vrijwel alles geautomatiseerd is. De sluis werd in 1785 oorspronkelijk in hout gebouwd, maar al in 1803 vervangen door een stenen exemplaar. In 1891 volgde een volledige vernieuwing, waardoor de sluis het karakter kreeg dat je vandaag de dag nog steeds herkent.

Leuk om te vermelden is dat ik de Turfroute al kende uit mijn jeugd. Mijn ouders waren brugwachter en hadden daardoor verschillende kennissen met een pleziervaartuig. Van één van hen mochten we eens een boot lenen, waarmee we een week op vakantie gingen. Tijdens die tocht voeren we onder andere deze route. Ik was destijds een jaar of twaalf en bracht een groot deel van de reis aan het roer door. Ik vond het geweldig om te doen en het ging me verrassend goed af. Dat kon in die tijd allemaal nog; minimumleeftijden en vaarbewijzen bestonden toen nog niet.