Op 29 december maakte ik een fotorondje in onze omgeving. Na een grijze ochtend brak de lucht ‘s middags mooi open. Aan de Hoogeweg in De Weerribben maakte ik een stop om onderstaande foto te maken. Zie Google Maps.
Een paar honderd meter verder stopte ik bij spinnenkopmolen ‘De Wicher’. In december 2018 plaatste ik op mijn (oude) weblog een bericht over de afgebroken wiek van de spinnenkopmolen. De wiek was afgebroken door een rukwind tijdens een stormachtige dag op 8 december. Het herstel heeft een aantal jaren geduurd omdat deze onvoorziene uitgave niet uit het reguliere budget betaald kon worden.
Met bijdrage van de Stichting Nationaal Park Weerribben-Wieden, gemeente Steenwijkerland, het Buitenfonds, particuliere giften en Staatsbosbeheer kon de molen worden hersteld.
‘De Wicher’ aan de Hoogeweg is de enige spinnenkopmolen in Overijssel. Op de Overijsselse molendag op 10 september is de herstelde molen weer in gebruik genomen. Bron is deze site.
Een eindje verder doemde een huisje op. Door het windstille weer werd het mooi weerspiegeld in het water. Dit huisje is het Kooihuis. Dit is tevens de plek waar alle materialen worden opgeslagen.
De groep onder begeleiding van de kooiker en zijn kooikerhondje arriveerden ook bij het Kooihuis. Het kooikerhondje had zijn werk goed gedaan en werd beloond met een bot.
Aan de achterkant van het Kooihuis keek ik samen met gezins- en familieleden uit over de vijver met de tamme eenden.
Bij het Kooihuis werden we hartelijk ontvangen door andere vrijwilligers dan die van de excursie. We konden kiezen tussen warme chocolademelk met slagroom of een ´Penneutje´. Voor de jongeren was er gelegenheid om marshmallows te warmen bij het vuurtje. Kortom het was een gezellig samenzijn.
Ik praatte bij met kapitein, Roelof Muis. Roelof Muis en ik zijn geboren en getogen in buurtschap Wetering. Ik ken hem dus al van kinds-af-aan. Roelof heeft in de Kooi van Pen heel veel werk verzet. Hij was o.a. betrokken bij het uitbaggeren van de plas en de sloten.
En toen was de mooie ochtend voorbij en werd het tijd om terug te keren naar de auto’s. De mensen konden kiezen of ze met de boot teruggingen of te voet. Om mensen die slechter ter been zijn de gelegenheid te geven om met de boot terug te gaan gingen wij weer wandelend terug.
Vrijwilligers van de Kooi van Pen, heel veel dank voor deze prachtige excursie.
Vandaag wandelen we verder in de eendenkooi, de Kooi van Pen.
We kwamen uit bij een aanlegsteiger. De boot kwam net aanvaren. Op deze plaats vond de wisseling van de groepen plaats. De ene groep stapte uit de boot en ging te voet verder. Wij stapten in de boot en vervolgden de excursie vanaf het water.
Tijdens de wisseling van de wacht had de kooiker een moment van rust. Daarbij werd de pijp aangestoken.
Op de boot zat ik op het voorste bankje. Zo had ik ruim zicht. Erika, staand op de voorplecht, was vanaf dat moment onze gids.
In de Kooi van Pen komen otters voor. Deze kooi was de eerste plek in Nederland waar in 2002 waar de eerste drie otters, voorzien van zenders, zijn uitgezet. Tijdens de jarenlange herintroductieprogramma werd er in de eendenkooi vele plassen en vaarten uitgebaggerd. Verder werd er door gewijzigde waterinlaat de kwaliteit van het water optimaal. De otter is onder water een oogjager en helder water is noodzakelijk om een vis te achtervolgen. Na de eerste uitgezette otters in de Kooi van Pen volgden er meer uitzettingen van visotters vanuit het buitenland (31 in totaal) in andere gebieden in Nederland. Nu 19 jaar later leven er in Nederland ca 450 otters en hiermee is de status van levensvatbare populatie bereikt.
Zoals ik al eerder heb geschreven wordt deze eendenkooi onderhouden door een grote groep vrijwilligers. Het doel is om de eendenkooi als cultureel erfgoed te onderhouden. Daarnaast wil men door goed landschapsbeheer de biodiversiteit terugbrengen in dit gebied. Het gebied waar de grote vuurvlinder zich thuisvoelt.
Hieronder volgt een stukje geschiedenis over de Kooi van Pen. In dat verhaal wordt ook duidelijk hoe de groep vrijwilligers tot stand is gekomen.
De oprichter en kooiker Jan-Harmens Pen werd opgevolgd door zijn zoon Harm-Jans Pen en later door kleinzoon Jan Pen. In Tweede Wereldoorlog is de Kooi van Pen verkocht aan het rijk in het kader van de grootschalige inpoldering die gepland stond voor heel Noordwest Overijssel. In die tijd werd kooiker Jan Pen geholpen door Joost ter Meer, die later als kooiker de eendenkooi pachtte van Staatsbosbeheer. Joost ter Meer was een oom van mij. Dat was de reden dat ik als kind tijdens excursies voor familie en vrienden al in de eendenkooi kwam.
Joost ter Meer werd opgevolgd door Wim ten Klooster. Wim was in dienst van Staatsbosbeheer en pachtte de eendenkooi. Hij combineerde het werk bij Staatsbosbeheer met het werk binnen de eendenkooi. Vanwege andere prioriteiten binnen Staatsbosbeheer moest hij zijn werk als kooiker stoppen en kon alleen hobbymatig zijn werk blijven doen in de eendenkooi. In 2008 is Wim ten Klooster als officieel kooiker en pachter van de eendenkooi gestopt. In die tijd waren er nog maar weinig vangsten in de overgebleven 7 vangpijpen. Voor 1 persoon waren de 5 kooiplassen met 18 vangpijpen niet meer te onderhouden als hobby.
In 2004 is er een vrijwilligersgroep gevormd om de eendenkooi te behouden als cultuurhistorisch monument. Onder leiding van de kooiker Wim ten Klooster werden de vrijwilligers van 2004 t/m 2007 opgeleid voor het onderhoudswerk in de eendenkooi. Na het stoppen van de kooiker werkten de vrijwilligers zelfstandig aan de onderhoudswerkzaamheden met ondersteuning van Staatsbosbeheer. De vrijwilligersgroep is sinds 2010 als officiële vrijwilligersgroep van Staatsbosbeheer, de terreineigenaar van de Kooi van Pen. In overleg met Staatsbosbeheer worden de werkzaamheden afgestemd die in de eendenkooi moeten plaatsvinden.
Door het steeds groter worden van de groep vrijwilligers is het noodzakelijk geworden de werkzaamheden groepsgewijs uit te voeren en dit vroeg om meer aansturing en professionalisering. Een gevolg hiervan is dat in 2015 de ‘Stichting Vrijwilligersgroep Kooi van Pen’ is opgericht. Bron is deze site.
Vandaag gaan we verder met de serie over de eendenkooi. Joke, een van de volgers, schreef in een reactie in deel 1: ‘Ben heel nieuwsgierig want 100% snap ik dat niet’. In de volgende delen over de eendenkooi hoop ik duidelijk te maken wat de functie van een eendenkooi is en hoe het vangen van wilde eenden in zijn werk gaat.
Om het een en ander beeldend uit te leggen ging ik op zoek op internet. Daar vond ik een plattegrond van een eendenkooi. Hoe een eendenkooi er uitziet is afhankelijk van de streek waar de kooi ligt en het materiaal dat beschikbaar is. In principe zijn de volgende onderdelen op alle eendenkooien aanwezig. Bron is deze site.
De vangpijp, een doodlopende sloot met een overkapping van beugels waarover een net is gespannen. De vangpijp wordt ook wel keel genoemd.
De kooiplas, het centrum van de eendenkooi.
De sating, langs de rand van de kooiplas een plek waar overdag de eenden rusten en hun verenkleed onderhouden.
De borst.
Het kooibos. Het kooibos omsluit de eendenkooi en zorgt voor rust, broedgelegenheid en producent van het bouwmateriaal voor de eendenkooi.
Het vanghokje. Aan het einde van iedere vangpijp staat het vanghokje waarin de eenden uiteindelijk gevangen worden.
Kennel. Hier verblijven de honden van de kooiker.
Het makhok. Hier worden de jonge eenden mak gemaakt en wennen hier aan kooiker en kooikerhond.
Het kooihuisje, het huisje waar de kooiker zijn voer en materiaal opslaat.
Het boothuis, hier ligt de roeiboot die gebruikt wordt bij het onderhoud van de kooi vanaf het water.
Broedkorven. Nest gelegenheid voor de eenden van de makke stal.
Observatiehut. Zicht op de plas zonder zelf gezien te worden.
Het pomphuisje, vroeger werd het waterpeil op hoogte gehouden door een watermolen, tegenwoordig met een diesel- of electropomp.
Rond 1530 waren eendenkooien en kooikers heel normaal in Nederland. In de eendenkooien werden wilde eenden gevangen voor de consumptie. De eendenkooi was voor een boer toen een gemakkelijke en leuke manier om iets bij te verdienen, omdat eenden toen hoog geprijsd waren. Na de tweede wereldoorlog was er een omslag. Aan het boerenbedrijf werd veel meer verdiend dan aan het eenden vangen. En zo verdwenen er steeds meer eendenkooien.
Totaal zijn er nog ruim 100 eendenkooien in ons land. Er zijn nog maar een paar eendenkooien die ook daadwerkelijk in gebruik zijn. Hoewel tegenwoordig de meeste eenden gevangen worden voor onderzoek zijn er nog steeds eendenkooien die eenden vangen voor consumptie. De consument heeft liever een eend die gevangen is in een eendenkooi dan een eend die geschoten is met een schot hagel. Zie ook dit dit artikel uit 2015. Het gaat echter niet goed met de populatie wilde eenden in ons land. De discussie is dan ook of men wel moet blijven jagen op de wilde eend. Zie dit artikel.
Het jaar 2020 was het jaar van de wilde eend. In de afgelopen paar jaar is er onderzoek gedaan naar de afname van de wilde eend in ons land. In juli 2022 is het rapport met de uitkomsten gepubliceerd. Met name de kuikenoverleving blijkt in de afgelopen decennia gedaald. Op basis van historische gegevens lijkt het erop dat deze overleving zelfs is gehalveerd ten opzichte van de jaren 50 van de vorige eeuw. Ook in vergelijking met andere landen waar de populaties Wilde Eenden wel stabiel zijn, is de Nederlandse kuikenoverleving laag. Doorrekeningen met het populatiemodel bevestigen dat de kuikenoverleving bepalend is voor de ontwikkeling van de aantallen van de Wilde Eend in Nederland. Geen van de andere variabelen kon de afname van het aantal Wilde Eenden verklaren. Bron is deze site.
Na de algemene informatie over eendenkooien en de wilde eenden en de discussie over de jacht op wilde eenden richten we ons nu weer op de Kooi van Pen. Met 35 HA, 5 kooiplassen en 18 vangpijpen is deze eendenkooi een van de grootste van Europa. Deze eendenkooi is van Staatsbosbeheer en wordt onderhouden door vrijwilligers. Deze eendenkooi is niet bedoeld voor het vangen van wilde eenden voor consumptie. De volgende keer ga ik schetsen hoe het vangen van de wilde eenden in zijn werk gaat.
Eind oktober hadden we een excursie naar een eendenkooi en wel naar de Kooi van Pen. Deze eendenkooi ligt in buurtschap Wetering in nationaal park Weerribben-Wieden. Eén keer per jaar organiseren de vrijwilligers deze excursie verdeeld over meerdere dagdelen. Op een wat heiige ochtend meldden we ons bij de vrijwilligers van de eendenkooi. De groep werd in tweeën gesplitst. De ene helft ging met de boot en de andere helft ging lopend. Halverwege de excursie zou dat worden omgewisseld.
De eendenkooi is met 35 hectare een van de grootste in Europa De eendenkooi is normaal gesproken niet toegankelijk voor publiek. Een ringvaart rondom de kooi en een bruggetje wat normaal gesproken rechtop staat maakt dat nieuwsgierige mensen niet in de eendenkooi kunnen komen.
De vrijwilliger met zijn kooikerhondje wees ons de weg. Even daarvoor had hij ons verteld dat we het kooikerhondje niet moesten aanhalen. Kooikerhondjes hechten zich namelijk sterk aan hun baasje en diens familie en zijn gereserveerd tegenover vreemden. Even verderop kwamen we aan bij een schutting. De oprichter en kooiker Jan-Harmens Pen kreeg in 1885 vergunning om de kooi te exploiteren. Het eeuwenoude bordje op de schutting herinnert aan die periode.
Op Google Maps zijn goed de contouren te zien van deze eendenkooi. De plek waar ik onderstaande foto heb genomen heb ik gemarkeerd met een speld. Volgende keer wandelen we verder….
Een paar weken geleden was mijn fotomaatje, Jan na lange tijd weer eens te gast bij ons thuis. Nadat we onder het genot van een bakje koffie hadden bijgepraat in de tuin gingen we op stap. Ons eerste doel was de Hoogeweg. Een week daarvoor had ik daar de Kempense heidelibel gefotografeerd en ik hoopte dat het op deze dag ook zou lukken. Vanaf de parkeerterrein wandelden we richting het witte bruggetje. Onderwijl speurden we naar de Kempense heidelibel. Er was tussen de vorige keer dat ik er was en dit bezoek volop gemaaid. Dat zou de kans op het mooi vastleggen van de libellen wel verkleinen.
Een libel in het plat gemaaide gras is immers minder mooi dan op een rechtopstaande rietstengel of grasspriet. Het had er alle schijn van dat mijn fotomaatje wat interessants op de korrel had. Ik kwam niet verder dan een heidelibel op het maaisel op de grond.
We scharrelden daar nog een tijdje rond, op zoek naar mooie onderwerpen. Ik kreeg een moerassprinkhaan in het vizier. Die had ik dit jaar nog niet gefotografeerd.
Uiteindelijk is het toch nog gelukt om een grassprietje te vinden met daarop een heidelibel. Volgens Obsidentify is het de bloedrode, maar het kan net zo goed de steenrode heidelibel zijn. Voor een goede observatie moet je ze meer van voren vastleggen.
Nadat ik de kapitein en passagiers van de Ecowaterliner had uitgezwaaid startte ik met de wandeling over het laarzenpad.
Het laarzenpad is alleen te bewandelen buiten het broedseizoen. Het traject wordt overbrugd met meerdere pontjes. Op het moment dat ik op het eerste pontje stapte kwam er om de hoek een ijsvogel met een visje in de snavel aangevlogen. Het pijlsnelle vogeltje kwam recht op mij af. In een split second zag de ijsvogel mij en wijzigde zijn koers. Ik was verrukt en had het nakijken. Halverwege de overtocht ben ik even gestopt om een foto te maken van de voormalige watertoren van Sint-Jansklooster. Deze toren is omgebouwd tot uitkijktoren. Die beklimming staat nog op mijn to do list.
Na een wandeling over het pad omzoomd met riet kwam ik op een open vlakte. Het riet beperkt enorm in het uitzicht, ik was dan ook blij dat ik halverwege het pad een aantal doorkijkjes had. Aan de boot en het materiaal te zien was de zomermaaier hier aan het werk.
Ik wandelde door naar de Beulakerwiede. Op de oever van deze plas heb ik langere tijd genoten van het mooie uitzicht en de geur van het water en de kragge. Ik zoomde in op een zeilboot en een kunstwerk. Het kunstwerk, de Beulaker Toren is van de hand van Alphons ter Avest. Onder deze weidse plas ligt het verdronken dorp, Beulake. De bewoners van dat gebied staken eind 18e eeuw rond het dorp zoveel turf voor de snel groeiende bevolking in Holland, dat de Zuiderzee het kwetsbare dorp tijdens een hevige storm volledig overspoelde. Volgens overlevering was alleen de kerktoren nog jarenlang boven het water zichtbaar. Op deze site van Bredewiederkrant kun je lezen over het kunstwerk.
Na het mooie moment op de oever van de Beulakerwiede wandelde ik verder naar het volgende pontje, nummer drie op de route. Dit pontje was op drift geraakt en moest ik dus eerst aan wal trekken. Het is overigens wel lastig om de pontjes te bedienen als je behangen bent met foto-apparatuur.
Bijna aan het eind van de route kwam ik wederom op een open stuk terecht. Op dit gedeelte zag ik tot twee keer toe een koninginnepage vliegen. Helaas bleven ze niet lang genoeg stil zitten om ze scherp in beeld te krijgen. Tussen het riet zat een vrouwtje rietgors verscholen en een kleine karekiet. Dat was een mooie toegift.
En toen was ik weer gearriveerd bij het bruggetje waar mijn wandeling begon. De route heeft het laarzenpad, maar met de droogte van de laatste tijd zijn laarzen echt niet nodig. Hoge stevige wandelschoenen zijn wel aan te raden, want het zijn geen gebaande paden…
Achter op het terrein was men bezig met het instappen in de Ecowaterliner die om 10.15 uur zou vertrekken naar Blokzijl. Met deze waterbus met fluisterstille motor kun je een prachtige tocht maken door De Wieden. Er is een route naar Blokzijl en een route naar Giethoorn. De fiets kan mee op de boot en het buitendek is rolstoelvriendelijk.
Omdat de tocht over het grote Beulakerwiede voert wordt er niet gevaren bij harde wind. Ook bij tropische temperaturen wordt er niet gevaren omdat de metalen van de boot dan gevaarlijk heet worden.
De ecowaterliner naar Giethoorn lag nog aan de wal. Die afvaart zou om 12 uur zijn. Op deze site van natuurmonumenten kun je alles lezen over de ecowaterliner en over de afvaarttijden.
Vanaf een hoog bruggetje had ik mooi zicht op de Tjasker en op de vertrekkende boot.
Nadat ik ze had uitgezwaaid ging ik het bruggetje over om te beginnen aan het laarzenpad, maar daarover meer de volgende keer.
Na de vluchtige ontmoeting met de wezel bleef ik daar nog een tijd staan. Ik hoopte dat de wezel nog een keer tevoorschijn kwam.
Het volgende moment hoorde ik wat plonzen in de plas. Ik dacht aan een meerkoet of waterhoen. Toen ik door de zoeker keek zag ik dat het een waterral was. Dat was de zoveelste verrassing op die ochtend. Ik heb nog nooit een waterral gezien.
De waterral is een wat geheimzinnige, schaarse broedvogel in Nederland. Hij laat zich zelden zien, maar je kan hem wel horen. Uit het moeras klinkt wel eens z’n gegil als een speenvarken. Een deel van de waterrallen blijft het hele jaar in ons land. In de winter langs bevroren rietrandjes zijn ze dan goed te zien. Waterrallen zijn donker gekleurd met een rode lange snavel. Vliegen doen ze zelden bij verstoring, ze verdwijnen liever al lopend uit het gezichtsveld. Bron is deze site.
Als de waterral uit de begroeiing tevoorschijn kwam dan was dat altijd maar heel kort. Binnen een minuut verdween de vogel weer uit het zicht. Tel daarbij de begroeiing op de oever erbij op dan begrijpen jullie vast wel dat het niet meeviel om er fatsoenlijke foto’s van te maken.
Op een bepaald moment kwam de waterral tevoorschijn en ging zich uitgebreid badderen. Het badderen speelde zich af in de beslotenheid van de biezen.
Het was een mooi gezicht.
Na de grondige wasbeurt werd zijn/haar aandacht gevangen door iets wat uit de begroeiing kwam stappen. Er kwam nog een waterral aangelopen.
Dit leek mij een juveniel.
Zeker toen ik ze samen door de zoeker op de korrel had zag ik dat de voorste een ander verenkleed had en iets kleiner was.
Nog een laatste foto van het tweetal en toen vond ik het welletjes. Eenmaal thuis heb ik gelijk de foto’s op de computer gezet en gekeken wat het geworden was. Ik voelde mij een bevoorrecht mens dat ik dit allemaal had gezien en gefotografeerd.